Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1797/02 van Benedetto Della Vedova (NI) aan de Commissie. Windkrachtcentrale op de Monti della Tolfa.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1797/02 van Benedetto Della Vedova (NI) aan de Commissie. Windkrachtcentrale op de Monti della Tolfa.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1797/02

van Benedetto Della Vedova (NI) aan de Commissie

(24 juni 2002)

Betreft: Windkrachtcentrale op de Monti della Tolfa

De Spaanse onderneming Gamesa Eólica heeft een aanvraag ingediend voor de bouw van een windkrachtcentrale (windmolenpark) op de Monti della Tolfa op het grondgebied van Allumiere (gemeente van de regio Lazio), in een speciaal beschermingsgebied zoals bedoeld in richtlijn 79/409/EEG(1). Het gebied, een vulkanisch plateau bij de kust ten noordwesten van Rome, is een ongeschonden natuurgebied zonder enige bebouwing en volledig bedekt met bossen en weiden. Het heeft wegens zijn grote diversiteit een grote natuurwaarde en is ook landschappelijk en door zijn uitzicht uiterst belangrijk. In het gebied bevinden zich bossen met een documentaire waarde die tot de grootste van Italië behoort. Door het gebruik van windenergie worden in Italië op dit ogenblik gebieden verwoest die waardevolle habitats vormen en die vaak, zoals ook in het geval dat hier wordt besproken, door binnenlandse wetgeving beschermd of van communautair belang zijn. Zowel gebieden van communautair belang als speciale beschermingsgebieden herbergen bedreigde diersoorten en habitats die bijzondere beschermingsmaatregelen nodig hebben. Om die reden worden ze op basis van internationale akkoorden en communautaire bepalingen zoals richtlijn 92/43/EEG(2) en richtlijn 79/409/EEG van Europees belang geacht. In Italië voorzien de structuurfondsenprogramma's van vele regio's in de financiering van windkrachtcentrales met door de Europese Unie beschikbaar gestelde gelden. Het is dan ook volstrekt abnormaal dat communautaire gelden worden bestemd voor projecten die onherstelbare schade toebrengen aan het milieu in gebieden die overeenkomstig voormelde richtlijnen tot milieugebied zijn uitgeroepen.

Meent de Commissie niet dat een windkrachtcentrale met grote windmolens en een groot vermogen niet thuishoort in een speciaal beschermingsgebied dat niet alleen een grote natuurwaarde heeft, maar dat ook uiterst waardevol is uit het oogpunt van landschapsschoon en uitzicht, aangezien de Monti della Tolfa vanuit zee zichtbaar zijn?

Acht de Commissie het bovendien niet volstrekt ongerijmd dat met Europese gelden voor de bevordering van de productie van energie uit hernieuwbare bronnen, de bouw van windkrachtcentrales wordt gefinancierd in gebieden die uit milieuoogpunt als uiterst waardevol worden beschouwd, die zijn opgenomen in de lijst van speciale beschermingsgebieden en gebieden van communautair belang en die daarom, in overeenstemming met de richtlijnen van de Europese Unie, bescherming behoeven?

(1) PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1.

(2) PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.

Antwoord van mevrouw Wallström namens de Commissie

(30 juli 2002)

Artikel 6 van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna schrijft voor dat voor speciale beschermingszones beschermingsmaatregelen moeten worden getroffen. Krachtens artikel 4, lid 5, van Richtlijn 92/43/EEG gelden deze maatregelen ook voor gebieden van communautair belang wanneer deze op basis van de lijst van voorgestelde gebieden van communautair belang volgens de procedure van artikel 4, lid 2, tot gebied van communautair belang zijn verklaard. Tot dusverre is de communautaire lijst

van gebieden van communautair belang nog niet aangenomen. De lidstaten zijn echter in verband met de voorgestelde gebieden van communautair belang, met name wanneer deze prioritaire habitats en soorten bevatten, verplicht zodanig op te treden dat de doelstellingen van de richtlijn niet worden geschaad. Hoewel er nog geen communautaire lijst is, wordt de lidstaten aanbevolen zich in ieder geval te onthouden van alle activiteiten waardoor een voorgesteld gebied zou kunnen worden aangetast.

Voor de speciale beschermingszones die zijn aangewezen krachtens Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand en artikel 7 van Richtlijn 92/43/EEG, zijn artikel 6, de leden 2, 3 en 4 van Richtlijn 92/43/EEG al van toepassing.

Met name schrijft artikel 6, lid 3, van Richtlijn 92/43/EEG voor dat voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor zo'n gebied, een passende beoordeling moet worden gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied. Gelet op de conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied en onder voorbehoud van het bepaalde in lid 4, geven de bevoegde nationale instanties slechts toestemming voor dat plan of project nadat zij de zekerheid hebben verkregen dat het de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet zal aantasten en nadat zij in voorkomend geval inspraakmogelijkheden hebben geboden.

In artikel 6, lid 4, is bepaald dat indien een plan of project, ondanks negatieve conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied, bij ontstentenis van alternatieve oplossingen, om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, toch moet worden gerealiseerd, de lidstaat alle nodige compenserende maatregelen moet nemen om te waarborgen dat de algehele samenhang van Natura 2000 bewaard blijft.

Voor de bouw van een windmolenpark in een speciale beschermingszone mag bijgevolg alleen vergunning worden verleend wanneer deze geen significante gevolgen heeft voor het gebied vanuit het oogpunt van natuurbehoud of, wanneer er wel significante gevolgen zijn en er geen alternatieve oplossingen mogelijk zijn, de bouw moet worden uitgevoerd om dwingende redenen van groot openbaar belang.

Naar het schijnt is in het geval waar het geachte parlementslid op doelt nog geen vergunning voor het project verleend. De Commissie kan er dan ook alleen maar van uitgaan dat de eisen van artikel 6 van Richtlijn 92/43/EEG volledig zullen worden nagekomen. Een eventueel conflict tussen het project en de instandhoudingsdoelstellingen van de speciale beschermingszone zou duidelijk moeten worden wanneer de beoordeling als bedoeld in artikel 6, lid 3, van de richtlijn wordt uitgevoerd.

Samenvattend is er geen tegenspraak tussen de communautaire financiële steun aan projecten die tot doel hebben energie uit duurzame bronnen te produceren en het gemeenschapsrecht dat voorschrijft dat dergelijke projecten alleen zijn toegestaan wanneer zij geen significante schade berokkenen aan het natuurbehoud.