Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-1804/02 van Dominique Souchet (NI) aan de Commissie. Urgente maatregelen ten behoeve van de bijenteelt.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-1804/02 van Dominique Souchet (NI) aan de Commissie. Urgente maatregelen ten behoeve van de bijenteelt.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-1804/02

van Dominique Souchet (NI) aan de Commissie

(19 juni 2002)

Betreft: Urgente maatregelen ten behoeve van de bijenteelt

Het Europees Parlement heeft onlangs zijn goedkeuring gehecht aan een tekst (verslag-Lannoye A5-0155/2002) over de homologatie van gewasbeschermingsmiddelen waarin (art. 20) het Europees Parlement de Commissie verzocht om bij het vaststellen van de criteria ter beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen expliciet rekening te houden met de uitwisseling die de actieve bestanddelen hebben, de inheemse bijenvolken en met opmerkingen van de beroepsorganisaties van bijenhouders over deze stoffen.

Het zal nog wel enige tijd duren voordat deze tekst daadwerkelijk kan worden toegepast, terwijl de communautaire bijenteelt zich in een noodsituatie bevindt die grotendeels veroorzaakt wordt door een rampzalig sterftepercentage dat te wijten is aan twee insecticiden die stelselmatig gebruikt worden in zaden voor grote teeltgewassen, te weten imidaclopride en fipronil, waarvan het Institut National de la Recherche Agronomique (INRA) in Avignon-Montfavet de schadelijkheid heeft aangetoond. Bovendien is uit de analyses van het Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS) in Orléans gebleken dat de aanwezigheid van imidaclopride in de maïs- en zonnebloempollen bij toxische doses niet alleen van invloed is op de behandelde gewassen maar ook op de gewassen die daarna worden ingezaaid omdat er actieve bestanddelen in de achtergebleven oogstresten en de bodem aanwezig blijven.

Kan de Europese Commissie mededelen wat zij afgezien van het voorzorgsbeginsel dat bij de eerste vermoedens al had moet worden toegepast, van plan is te doen om ervoor te zorgen dat deze twee stoffen geen schade meer aanrichten?

Welk gevolg zij heeft gegeven aan het verzoek van de Raad van ministers van Landbouw van 18 februari 2002 om concrete maatregelen te treffen ten einde een oplossing te vinden voor de ernstige crisis die de communautaire bijenteelt momenteel doormaakt?

Antwoord van de heer Fischler namens de Commissie

(15 juli 2002)

Op grond van artikel 4 van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen(1), dienen de lidstaten erop toe te zien dat toegelaten gewasbeschermingsmiddelen geen onaanvaardbare gevolgen hebben voor niet-doelsoorten, waaronder bijen. Zoals de Commissie eerder reeds heeft aangegeven in haar antwoord op mondelinge vraag H-0332/01 van de heer Bernié tijdens het vragenuur van de meizitting 2001(2) en op mondelinge vraag H-0082/01 van de heer Bernié tijdens het vragenuur van de februarizitting 2001(3), worden de twee door het geachte parlementslid genoemde werkzame stoffen aan een hernieuwd onderzoek onderworpen in het kader van het communautaire evaluatieprogramma voor bestaande werkzame stoffen. Zolang dit onderzoek loopt, blijven de nationale regels van kracht.

De Commissie is nog steeds van oordeel dat er op grond van de thans beschikbare informatie geen aanleiding is voor onmiddellijk ingrijpen op communautair niveau. Mocht het gebruik van bepaalde middelen echter tot buitengewone bezorgdheid leiden, dan hebben de lidstaten de mogelijkheid de maatregelen te nemen die zij nodig achten. Zo heeft Frankrijk bij wijze van voorzorgsmaatregel en uit bezorgdheid voor het milieu het gebruik van imidaclopride bij zonnebloemen opgeschort en besloten tot uitvoering van een epidemiologisch onderzoek. De uitkomsten hiervan zullen worden meegenomen bij de toetsing van de middelen, zowel in Frankrijk als in het kader van het communautaire evaluatieprogramma. De Commissie heeft tot op heden geen wetenschappelijke informatie ontvangen over soortgelijke problemen in andere lidstaten. Het gebruik van imidaclopride bij zonnebloemen is in geen van de andere lidstaten toegestaan. De Commissie blijft de verdere ontwikkelingen op dit gebied volgen en zal, indien nodig, tijdig passende maatregelen nemen.

In februari 2001 heeft de Commissie de Raad en het Parlement in kennis gesteld van haar verslag(4) over de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1221/97 van de Raad houdende algemene regels voor de uitvoering van de maatregelen tot verbetering van de productie en de afzet van honing(5).

In april 2001 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan Verordening (EG) nr. 704/2001(6) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2300/97(7) houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1221/97 van de Raad houdende algemene regels voor de uitvoering van de maatregelen tot verbetering van de productie en de afzet van honing. De Raad achtte deze maatregel, als uitvloeisel van het verslag, toereikend.

In december 2001 heeft het Parlement een resolutie aangenomen over het verslag van de Commissie van februari 2001, waarin haar wordt gevraagd zeven maatregelen te treffen ter ondersteuning van de Europese bijenhouderij. Deze behelzen de invoering van een gemeenschappelijke marktordening met mogelijkheden voor directe inkomenssteun en een bestuivingspremie, de opneming van de bijenhouderij in het stelsel van compenserende vergoedingen zoals voorzien in Verordening (EG) nr. 1259/1999 van de Raad van 17 mei 1999 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid(8), de integratie van de maatregelen ter bestrijding van de varroamijtziekte in de veterinaire wetgeving, de invoering van verkoopbevorderende maatregelen voor honing van hoge kwaliteit, een verhoging van de begrotingsmiddelen en van de communautaire bijstand, een betere afstemming en een grotere flexibiliteit bij de uitvoering van de nationale programma's en de invoering van investeringssteun voor het herstel van de bijenbestanden.

In februari 2002 bleken bepaalde voorstellen in de resolutie van het Parlement door een meerderheid in de Raad te worden gesteund, waarop de Raad de Commissie heeft gevraagd met maatregelen voor deze sector te komen.

De begrotingslijn voor de programma's in de sector honing is in 2002 met 10 % verhoogd, waarop de Commissie onverwijld de bijstandsbeschikkingen voor de desbetreffende programma's dienovereenkomstig heeft aangepast. Deze verhoging van de begrotingsmiddelen blijft gehandhaafd in het voorontwerp van begroting voor het volgend jaar.

Voorts voorziet het Franse nationale programma voor het verkoopseizoen 2001-2002, dat in juli 2001 door de Commissie is goedgekeurd, in de mogelijkheid studies te verrichten naar de effecten van fytosanitaire producten op de kwaliteit van honing. Bovendien kan uit hoofde van het programma voor het verkoopseizoen 2002-2003 investeringssteun worden verleend voor het herstel van de bijenbestanden.

(1) PB L 230 van 19.8.1991 (laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/48/EG van de Commissie van 30 mei 2001 (PB L 148 van 6.6.2002)).

(2) Schriftelijk antwoord van 15.5.2001.

(3) Schriftelijk antwoord van 13.2.2001.

(4) COM(2001) 70 def.

(5) PB L 173 van 1.7.1997 (Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2070/98 van de Raad van 28 september 1998 (PB L 265 van 30.9.1998).

(6) PB L 98 van 7.4.2001.

(7) PB L 319 van 21.11.1997.

(8) PB L 160 van 26.6.1999.