Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1847/02 van Guido Bodrato (PPE-DE) aan de Commissie. Gebrek aan coördinatie tussen het communautair pensioenstelsel en de nationale pensioenstelsels.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1847/02 van Guido Bodrato (PPE-DE) aan de Commissie. Gebrek aan coördinatie tussen het communautair pensioenstelsel en de nationale pensioenstelsels.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1847/02

van Guido Bodrato (PPE-DE) aan de Commissie

(28 juni 2002)

Betreft: Gebrek aan coördinatie tussen het communautair pensioenstelsel en de nationale pensioenstelsels

Met verordening (EG) nr. 1606/98(1) van de Raad van 29 juni 1998 werd de toepassing van verordening (EEG) nr. 1408/71(2) betreffende de socialezekerheidsregelingen uitgebreid tot de basisstelsels voor overheidsambtenaren.

Kan de Commissie mij mededelen of ambtenaren van communautaire instellingen een beroep kunnen doen op bovengenoemde verordening nr. 1606/98 als zij, via het mechanisme voor de samentelling van de tijdvakken van verzekering, de pensioenrechten willen herkrijgen die zij overeenkomstig een nationaal pensioenstelsel hadden opgebouwd voordat zij in dienst kwamen van een communautaire instelling?

Is het geen paradox dat de communautaire wetgever heeft nagelaten een specifieke bepaling op te nemen voor de onderlinge afstemming van het communautair pensioenstelsel en de nationale stelsels, om overeenkomstig de geest van verordening nr. 1408/71 rechten te kunnen waarborgen die uit hoofde van nationale wetgeving zijn opgebouwd?

Inderdaad kunnen ambtenaren van Europese instellingen verzoeken om overheveling naar het communautair pensioenstelsel van de premies die zij uit hoofde van een nationaal socialezekerheidsstelsel hebben afgedragen. Toch heeft lang niet iedereen daarvan gebruik gemaakt, of maakt daar geen gebruik van, hetzij omdat men niet goed op de hoogte is, hetzij omdat men geen belangstelling heeft voor iets dat terecht of ten onrechte als onvoordelig wordt beschouwd.

Is de Commissie niet van mening dat het huidige systeem leemtes vertoont en verbeterd moet worden opdat hoe dan ook de opgebouwde rechten worden gewaarborgd?

(1) PB L 209 van 25.7.1998, blz. 1.

(2) PB L 149 van 5.7.1971, blz. 2.

Antwoord van de heer Kinnock namens de Commissie

(4 september 2002)

Bij Verordening (EG) nr. 1606/98 van de Raad van 29 juni 1998 zijn Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen en Verordening (EEG) nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 met het oog op de uitbreiding ervan tot bijzondere stelsels voor ambtenaren, gewijzigd(1).

Artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 1408/71 is van toepassing op werknemers en zelfstandigen op wie de wetgeving van een of meer lidstaten van toepassing is of geweest is. Personeelsleden van de Gemeenschappen vallen onder de regelingen van de Europese instellingen en niet onder de sociale zekerheidswetgeving van de lidstaten. Die personeelsleden kunnen dan ook niet profiteren van de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1408/71 als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1606/98 van de Raad, inzake de coördinatie van een nationaal stelsel en het stelsel dat voor het personeel van de Gemeenschap geldt.

In Bijlage VIII bij het Statuut is het volgende bepaald: De ambtenaar die in dienst van de Gemeenschappen treedt na de dienst bij een overheidsorgaan of bij een nationale of internationale organisatie te hebben beëindigd, of, in loondienst of als zelfstandige te hebben gewerkt, kan bij zijn aanstelling in vaste dienst hetzij de actuariële tegenwaarde van, hetzij de afkoopsom voor de rechten op ouderdomspensioen die hij uit hoofde van bovengenoemde activiteiten heeft verworven, aan de Gemeenschappen doen betalen. In dat geval bepaalt de instelling waarbij de ambtenaar werkzaam is, met inachtneming van de rang waarin deze in vaste dienst is aangesteld, het aantal pensioenjaren dat zij volgens haar eigen regeling aanrekent uithoofde van de vroegere diensttijd op basis van het bedrag van de actuariële tegenwaarde of van de afkoopsom (artikel 11, lid 2). Met het Statuut en met Verordening (EEG) nr. 1408/71 wordt, zij het via verschillende mechanismen, hetzelfde doel nagestreefd, namelijk ervoor te zorgen dat een werknemer die gebruik maakt van het recht van vrij verkeer daarvan geen nadelen ondervindt op het vlak van de sociale zekerheid, ongeacht of hij zich tussen twee Europese landen verplaatst dan wel ambtenaar bij de Europese Gemeenschap wordt. De Commissie is het dan ook niet met het geachte parlementslid eens dat er specifieke bepalingen moeten worden vastgesteld voor de coördinatie van de pensioenstelsels van de Gemeenschap en die van de lidstaten. De personeelsvertegenwoordigers hebben ook geen stappen in die richting ondernomen.

Bij hun indiensttreding bij de Gemeenschappen krijgen de ambtenaren en de tijdelijke functionarissen een exemplaar van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen, met daarin het bovengenoemde artikel 11, lid 2, van Bijlage VIII over de overdracht van pensioenrechten in het kader van een nationaal stelsel naar het pensioenstelsel van de Gemeenschap. Verder krijgen de ambtenaren en de tijdelijke functionarissen uitgebreide informatie tijdens hun introductiecursussen en worden zij via mededelingen van de administratie geïnformeerd over eventuele wijzigingen. Het Hof van Justitie heeft in zijn arrest in zaak T-27-99(2) de rechtsgeldigheid van de door de Commissie gevolgde informatieprocedure bevestigd.

Verder zou de Commissie erop willen wijzen dat deze op grond van het Statuut geboden mogelijkheid voor de betrokkene geenszins een verplichting inhoudt. De ambtenaren van de Europese instellingen zijn vrij om wel of niet te verzoeken om overdracht van hun pensioenrechten: zij krijgen van hun instelling een voorstel met een gedetailleerde berekening aan de hand waarvan

zij kunnen beslissen of zij hun pensioenrechten willen laten overdragen dan wel ze binnen het nationale stelsel willen handhaven, met dien verstande dat in het tweede geval de nationale voorschriften in dezen en de Verordeningen (EG) nr. 1606/98 en (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van toepassing zijn.

(1) PB L 209 van 25.7.1998.

(2) Arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 17 oktober 2000. Humbert Drabbe tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen Jurisprudentie Ambtenarenrecht 2000 blz. IA-00213; II-00955.