SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2171/02 van Paulo Casaca (PSE) aan de Commissie. Concurrentie voor de landbouw op de Azoren als gevolg van het Poseima-programma.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2171/02 van Paulo Casaca (PSE) aan de Commissie. Concurrentie voor de landbouw op de Azoren als gevolg van het Poseima-programma.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2171/02
van Paulo Casaca (PSE) aan de Commissie
(18 juli 2002)
Betreft: Concurrentie voor de landbouw op de Azoren als gevolg van het Poseima-programma
Krachtens bijlage II van verordening (EG) nr. 1453/2001(1) heeft de Autonome Regio van Madeira het recht om een groot aantal verschillende voedingsmiddelen (al dan niet uit derde landen) vrij van invoerrechten in te voeren. Het gaat daarbij in de eerste plaats om voedingsmiddelen die ook in de Azoren worden geproduceerd, zoals suiker, melk en vlees. Voorwaarde is wel dat deze producten niet opnieuw uitgevoerd worden. Op die regel bestaan echter enige uitzonderingen (artikel 3, lid 5 van verordening (EG) nr. 1453/2001).
In de laatste uitzondering wordt gesteld dat het verbod op wederuitvoer niet van toepassing is op het handelsverkeer tussen Madeira en de Azoren onderling.
Op grond van deze bepaling worden op de Azoren nu producten uit de Autonome Regio van Madeira tegen zulke lage prijzen aangeboden dat plaatselijke producten er niet mee kunnen concurreren. We vragen de Commissie nu om aan te geven of dit de bedoeling van de wijziging van artikel 3, lid 5 van de Poseima-verordening was.
Als dat niet het geval blijkt te zijn, vindt de Commissie het dan niet nodig duidelijk te maken wat wel de bedoeling was? Vindt ze niet dat ze uit hoofde van haar bevoegdheid om toepassingsverordeningen vast te stellen een einde moet maken aan de oneerlijke mededinging ten opzichte van de landbouwproducten uit de Azoren?
Vindt de Commissie niet dat het Poseima-programma de positie van de Autonome Regio van de Azoren verzwakt, als die vergeleken wordt met de positie die deze eilanden zouden hebben als de algemene bepalingen van het Verdrag toegepast zouden worden? Is dat niet strijdig met de strekking van artikel 299, lid 2?
(1) PB L 198 van 21.7.2001, blz. 26.
Antwoord van de heer Fischler namens de Commissie
(9 augustus 2002)
De Commissie stelt op het ogenblik bij de betrokken Lid-Staat een onderzoek in naar de door het geachte parlementslid genoemde feiten. Zij zal het geachte parlementslid in kennis stellen van het resultaat van dit onderzoek.