Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2321/02 van Stavros Xarchakos (PPE-DE)en Ioannis Marínos (PPE-DE) aan de Commissie. Rapport van de Raad van Europa over corruptie in het Griekse openbaar bestuur.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2321/02 van Stavros Xarchakos (PPE-DE)en Ioannis Marínos (PPE-DE) aan de Commissie. Rapport van de Raad van Europa over corruptie in het Griekse openbaar bestuur.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2321/02

van Stavros Xarchakos (PPE-DE)en Ioannis Marínos (PPE-DE) aan de Commissie

(26 juli 2002)

Betreft: Rapport van de Raad van Europa over corruptie in het Griekse openbaar bestuur

In een rapport van controleurs van de Raad van Europa over verschijnselen van corruptie in het Griekse openbaar bestuur wordt vastgesteld dat er nauwe banden zijn tussen de grote economische belangen en de politiek welke corruptiepraktijken in de hand werken. De opstellers van dit verslag hebben lange tijd in Griekenland doorgebracht en hebben vele Griekse overheidsorganisaties en staatsbedrijven bezocht en in hun opmerkingen wordt er ook op gewezen dat de communautaire steun en de grote immobiliënprogramma's in verband met de Olympische Spelen van 2004 een vruchtbare bodem vormen voor corruptiepraktijken. Er wordt ook aangestipt dat er vormen van grootschalige corruptie bestaan met internationale netwerken die waarschijnlijk banden hebben met de georganiseerde misdaad (mensenhandel, prostitutie, verblijfsvergunningen voor buitenlanders, enz).

Is de Commissie op de hoogte van de inhoud van dit rapport? Wat is haar mening over het niveau van corruptie in het Griekse openbaar bestuur? Welke gegevens heeft zij over verschijnselen van corruptie bij het gebruik van communautaire middelen in Griekenland, ook in vergelijking met de andere lidstaten die soortgelijke communautaire convergentiesteun ontvangen?

Antwoord van mevrouw Schreyer namens de Commissie

(15 oktober 2002)

De geachte parlementsleden verwijzen blijkbaar naar de evaluatie van Griekenland door de groep van landen tegen corruptie (Group of States against Corruption -GRECO), een mechanisme voor intercollegiale toetsing onder auspiciën van de Raad van Europa. Griekenland werd in november 2001 geëvalueerd in het kader van een bezoek van Portugese en Sloveense deskundigen. De GRECO heeft op haar negende plenaire vergadering in mei 2002 het verslag van het bezoek aangenomen. De Griekse autoriteiten hebben evenwel de vertrouwelijkheid van het verslag nog altijd niet opgeheven en de GRECO heeft het verslag nog niet bekendgemaakt op haar website. Bijgevolg kan de Commissie hierover geen verdere opmerkingen maken.

Ten tweede verzekert de Commissie de geachte parlementsleden dat zij vastberaden is om alle vormen van corruptie op alle niveaus in de Unie en binnen de Europese instellingen te verhinderen en te bestrijden. Het beleid van de Unie ter bestrijding van corruptie is voornamelijk gebaseerd op strafrechtelijke instrumenten die op grond van Titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie(1) (voorheen: artikel K.3 van het Verdrag van Maastricht) zijn vastgesteld. Griekenland heeft al deze drie instrumenten ter bestrijding van de corruptie geratificeerd. Het staat evenwel niet aan de Commissie om lijsten of indices op te stellen waaruit de graad van corruptie in bepaalde lidstaten blijkt, aangezien dergelijke lijsten alleen op subjectieve indrukken kunnen berusten en afhankelijk zijn van daartoe gebruikte parameters en indicatoren. Nuttige informatie over dit onderwerp kan evenwel worden gevonden in het jaarverslag van Europol over de situatie van de georganiseerde criminaliteit.

Wat de gestelde corruptie bij de aanwending van communautaire middelen in Griekenland betreft, moeten de lidstaten op basis van zowel sectorale als horizontale voorschriften inzake de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, de Commissie (OLAF) relevant geachte informatie toezenden welke in hun bezit is met betrekking tot de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten die de financiële belangen van de Gemeenschap schaden. De lidstaten zijn evenwel niet gehouden de Commissie (OLAF) informatie over corruptie van nationale ambtenaren toe te zenden, aangezien dergelijke gevallen een inbreuk op het nationale recht vormen. Ambtenaren van OLAF zijn niet op de hoogte van enige informatie inzake corruptie bij de aanwending van communautaire middelen in Griekenland. De Commissie kan derhalve geen vergelijkende studie verrichten aangezien zij niet beschikt over de daartoe noodzakelijke gegevens.

In deze context zou de Commissie de geachte parlementsleden willen wijzen op het jaarverslag inzake de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en de fraudebestrijding(2), dat nuttige algemene informatie, onder meer inzake structuur- en cohesiefondsen, alsmede een overzicht van de door de lidstaten genomen fraudebestrijdingsmaatregelen bevat.

Voor de programmaperiode 2000-2006 wordt in Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen(3) voorzien in de oprichting van versterkte structuren voor planning, follow-up en onderzoek om de aanwending van deze fondsen te verbeteren.

(1) (Eerste) Protocol bij de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PIF-Overeenkomst) van 27 september 1996, de Overeenkomst betreffende de bestrijding van corruptie waarbij EG-ambtenaren of ambtenaren van lidstaten van de Europese Unie zijn betrokken en het Tweede Protocol bij de PIF-Overeenkomst van 19 juni 1997.

(2) COM(2002) 348.

(3) PB L 161 van 26.6.1999, blz. 1.