Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2382/02 van Geoffrey Van Orden (PPE-DE) aan de Commissie. Behandeling van asielzoekers in de Europese Unie.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2382/02 van Geoffrey Van Orden (PPE-DE) aan de Commissie. Behandeling van asielzoekers in de Europese Unie.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2382/02

van Geoffrey Van Orden (PPE-DE) aan de Commissie

(2 augustus 2002)

Betreft: Behandeling van asielzoekers in de Europese Unie

1. Hoe tellen de lidstaten het aantal migranten (vluchtelingen, asielzoekers, enz), dat toegelaten wenst te worden (d.w.z. tellen ze alle gezinsleden in hun berekeningen mee of alleen de gezinshoofden)?

2. Op welke bijstand kunnen de migranten in de afzonderlijke lidstaten aanspraak maken?

3. Vanaf welk tijdstip kunnen de migranten in de afzonderlijke lidstaten van de Europese Unie aan de verkiezingen meedoen?

Antwoord van het heer Vitorino namens de Commissie

(14 oktober 2002)

De lidstaten tellen op verschillende wijze het aantal onderdanen van derde landen dat tot hun grondgebied toegelaten wenst te worden, en daarbij wordt in het bijzonder een onderscheid gemaakt naar gelang het gaat om vluchtelingen, asielzoekers, migrerende werknemers of personen die tijdelijke bescherming zoeken.

Met het oog op het opstellen van communautaire statistieken werd over definities overeenstemming bereikt met betrekking tot het tellen van asielaanvragen alsook de positieve besluiten daaromtrent, inclusief de toekenning van vluchtelingenstatus, humanitaire status en alle andere soorten bijkomende bescherming die gelijk staat met asiel (bescherming uit hoofde van artikel 3 van

het Europees Verdrag inzake mensenrechten). De verschillende gehanteerde definities stellen de lidstaten evenwel ertoe in staat Eurostat-gegevens te verstrekken betreffende ofwel individuele personen (één aanvraag = één persoon) of gevallen (één aanvraag = één of meer personen, b.v. een gezin). Zo maken Duitsland en het Verenigd Koninkrijk melding van gevallen, terwijl de andere lidstaten normaliter melding maken van individuele personen. Evenmin is er een geharmoniseerde benadering voor het tellen van de gevallen van afzien en intrekken van asielaanvragen. Bovendien kunnen aanvragers tweemaal binnen de totale cijfers worden geteld voor nieuwe aanvragen die niet van eerste aanvragen worden gescheiden, alsook bij de gevallen van personen die (opnieuw) naar een andere lidstaat worden overgebracht overeenkomstig de Overeenkomst van Dublin.

Er bestaat evenwel nog geen overeengekomen definitie van algemene migratie die wordt gebruikt voor het samenstellen van communautaire statistieken. De nationale instanties op statistisch gebied zijn verzocht gegevens te verstrekken overeenkomstig de Aanbevelingen van de Verenigde Naties van 1997 inzake statistieken betreffende internationale migratie (Herziening 1). Deze Aanbevelingen definiëren een langdurig migrant als elke persoon die zijn land van normaal verblijf gedurende twaalf maanden of langer verlaat, zodat zijn land van bestemming in feite zijn nieuw land van verblijf wordt. Veel lidstaten zijn evenwel niet in staat aan deze aanbevelingen te voldoen, en verstrekken in de plaats ervan gegevens die gebaseerd zijn op nationale definities en gegevensbronnen. Sommige lidstaten baseren migratiestatistieken op administratieve informatie zoals aanvragen om verblijfsvergunningen (b.v. Frankrijk). Andere (b.v. het Verenigd Koninkrijk) tellen niet rechtstreeks migranten, doch maken ramingen van de migratie. Deze uiteenlopende definities en gegevensbronnen leiden tot problemen bij het vergelijken van de migrantentellingen voor verschillende landen. Voor alle lidstaten houden de migratiestatistieken in het algemeen verband met de individuele migrant, wat betekent dat migrerende werknemers en hun gezinnen afzonderlijk zouden worden geteld. Met bepaalde nationale statistische systemen kan een indeling van de migranten worden gemaakt op grond van de reden voor of de categorie van de migratie om te werken, om een gezinslid te begeleiden/zich bij een gezinslid te voegen, enz), doch een dergelijke indeling werd nog niet vergaard voor communautaire statistieken.

De Commissie bestudeert momenteel de wijzen waarop de uitwisseling van statistieken en beleidsinformatie inzake asiel en immigratie naar de Unie kan worden verbeterd, en zal een Actieplan indienen. Dit zal uiteenlopende maatregelen zoals nieuwe statistische methoden en de uitbreiding van de bestaande gegevensverzamelingen bevatten met het oog op het opnemen van gegevens inzake de redenen voor de migratie en de categorie aangevraagde of verstrekte vergunningen.

De sociale bijstand waarop onderdanen van derde landen aanspraak kunnen maken, alsook het stemrecht verschillen volgens de nationale wetgeving van elke lidstaat en de status van de betrokken persoon (b.v. personen die legaal in het land verblijven (inclusief vluchtelingen), geregistreerde asielzoekers, personen met tijdelijke bescherming of personen die anderszins internationale bescherming behoeven). In overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad van Tampere heeft de Commissie een gemeenschappelijk wettelijk raamwerk voorgesteld voor de toelating van onderdanen van derde landen tot werkgelegenheid, voor studie en andere doeleinden die niet specifiek onder de communautaire wetgeving vallen, voor de opvang van asielzoekers, voor de status van vluchtelingen en voor personen die anderszins internationale bescherming behoeven, alsmede regelingen bij massale toevloed van personen die tijdelijke bescherming behoeven (zie onderstaande lijst van desbetreffende voorstellen). Deze wetgeving voorziet in de harmonisatie van de bijstand die voor elke categorie beschikbaar moet worden gesteld. De richtlijn inzake tijdelijke bescherming moet in 2003 in werking treden, terwijl andere voorstellen nog bij de Raad worden besproken.

De Commissie heeft ook voorstellen voor de harmonisatie van de nationale wetgevingen ingediend, inclusief met betrekking tot de toegang tot bepaalde sociale bijstand, zulks ten aanzien van onderdanen van derde landen die langdurig in het land verblijven, en voor diegenen die onder regelingen inzake gezinshereniging vallen. Ook deze voorstellen worden in de Raad besproken.

Wat het stemrecht voor onderdanen van derde landen betreft, moet erop worden gewezen dat de Commissie niet de bevoegdheid heeft om wetgeving uit te vaardigen op dit gebied, waarop elke lidstaat zelf beslissingen moet nemen. De voorstellen van de Commissie (de betrokken lijst wordt rechtstreeks toegezonden aan het geachte parlementslid en het secretariaat van het Parlement) bevatten derhalve helemaal geen bepalingen dienaangaande.