SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2481/02 van Chris Davies (ELDR) aan de Commissie. Tonijnbestanden.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2481/02 van Chris Davies (ELDR) aan de Commissie. Tonijnbestanden.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2481/02
van Chris Davies (ELDR) aan de Commissie
(6 september 2002)
Betreft: Tonijnbestanden
Is de Commissie op de hoogte van het recente verslag van het Wereldnatuurfonds (WWF) waarin wordt vermeld dat er in Middellandse Zee gevist wordt op wilde blauwvintonijn en dat dat in de toekomst mogelijk ook in de Atlantische Oceaan zal gebeuren? Dit zou samenhangen met activiteiten van organisaties die gevestigd zijn Spanje, Italië, Frankrijk, Griekenland en Turkije, die tonijn vangen om ze in offshore kooien vet te mesten?
In het verslag van het Wereldnatuurfonds wordt beweerd dat een aantal van deze organisaties EU-middelen ontvangen om de aquacultuur te bevorderen, maar in werkelijkheid alleen maar vis telen in gevangenschap.
In het verslag wordt voorts beweerd dat Spanje zijn toegestane tonijnquotum in de Atlantische Oceaan overschrijdt, maar de feitelijke aantallen niet opgeeft.
Onderschrijft de Commissie de juistheid van de beweringen van het WWF? Welke stappen neemt zij of gaat zij nemen om ervoor te zorgen dat de vangst van Atlantische tonijn plaatsvindt op een niveau dat de duurzaamheid niet aantast, zodat de instandhouding van de bestanden op lange termijn gegarandeerd is?
Antwoord van de heer Fischler namens de Commissie
(18 oktober 2002)
De Commissie heeft kennis genomen van het door het Wereldnatuurfonds (WWF) gepubliceerde verslag. De vetmesting van tonijn in kooien in de Middellandse Zee is een ontwikkeling van de laatste jaren.
Het beheer van rode tonijn in de Middellandse Zee wordt toevertrouwd aan zowel de Internationale Commissie voor de instandhouding van de tonijnachtigen in de Atlantische Oceaan (ICCAT) als aan de Algemene Raad voor de visserij in de Middellandse Zee (CGPM). De Gemeenschap is lid van deze regionale visserijorganisaties en past in dit kader alle binnen deze organisaties goedgekeurde maatregelen van beheer en instandhouding toe.
De ICCAT en de CGPM analyseren deze nieuwe praktijk en onderzoeken welke begeleidende maatregelen voor deze activiteit moeten worden genomen. De Commissie neemt hier in samenwerking met de lidstaten op actieve wijze aan deel. Met name heeft de Gemeenschap deelgenomen aan de laatste gezamenlijke vergadering van de CGPM en de ICCAT over de bestanden grote pelagische vissoorten in de Middellandse Zee, tijdens welke vergadering dit vraagstuk is behandeld.
Zoals de Commissie ook in haar mededeling betreffende de instandhouding en duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee(1) heeft gesteld, zal zij, met name in het kader van internationale organisaties, een actieve rol spelen teneinde ervoor te zorgen dat deze activiteit op zodanige wijze tot ontwikkeling komt dat de visserijdruk op het wilde visbestand, inzonderheid op jonge vissen, niet toeneemt en dat het mariene milieu niet wordt aangetast. Hiermee loopt de Commissie vooruit op een breed debat over de komende herziening van technische maatregelen voor de Middellandse Zee, dat voor eind 2003 staat gepland, en waarbij deze kwestie één van de zaken is die zeker aandacht zullen krijgen. Daarnaast zou de herziening van de Verordening van de Commissie tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1543/2000 van de Raad van 29 juni 2000 tot instelling van een communautair kader voor het verzamelen en beheren van gegevens die essentieel zijn voor het gemeenschappelijk visserijbeleid(2) (communautair kader voor gegevensverzameling), die voor eind 2003 staat gepland, tot een verbetering van de gegevensverzameling voor statistische doeleinden moeten leiden.
Wat betreft het aanwenden van bijstand uit de structuurfondsen voor de vetmesting van tonijn in kooien dient volgens de definitie van aquacultuur in Verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad van 17 december 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector(3), de vetmesting die met name in Spanje en in Italië wordt toegepast te worden beschouwd als aquacultuur en is deze derhalve subsidiabel in het kader van deze fondsen.
(1) COM(2002) 535.
(2) PB L 176 van 15.7.2000.
(3) PB L 337 van 30.12.1999.