Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2553/02 van Christoph Konrad (PPE-DE) aan de Commissie. Concurrentieverstorende kartelvorming door de Nederlandse baksteenindustrie.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2553/02 van Christoph Konrad (PPE-DE) aan de Commissie. Concurrentieverstorende kartelvorming door de Nederlandse baksteenindustrie.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2553/02

van Christoph Konrad (PPE-DE) aan de Commissie

(12 september 2002)

Betreft: Concurrentieverstorende kartelvorming door de Nederlandse baksteenindustrie

Op 29 april 1994 stelde de Europese Commissie een overeenkomst tussen een groot aantal Nederlandse baksteenfabrikanten vrij van het kartelverbod. Deze vrijstelling geldt volgens de beschikking van de Commissie uitsluitend voor metselbakstenen en niet voor de duurdere gevelstenen.

1. Waarom heeft de Commissie deze vrijstelling verleend, ofschoon de Nederlandse baksteenindustrie zoals bekend geen of slechts uiterst weinig metselbakstenen produceert en het overgrote deel van de productie uit gevelstenen bestaat?

2. Hoe heeft de Commissie gereageerd toen de Nederlandse baksteenindustrie de verleende vrijstelling overigens zonder te verzoeken ook de gevelsteenproductie van het kartelverbod vrij te stellen onrechtmatig tot de gevelsteenproductie uitbreidde? Gaat de Commissie er, indruisend tegen haar eigen beschikking, van uit dat de vrijstelling nu toch ook voor gevelstenen geldt? Zo ja, waarom?

3. Wat onderneemt de Commissie om de mededinging in de baksteenindustrie te beschermen tegen deze door fusies en overeenkomsten ontstane kartels waarin onderlinge afspraken over productiehoeveelheden en prijzen worden gemaakt?

4. Hoe beoordeelt de Commissie de drastische stijging van de prijs van Nederlandse bakstenen die voortvloeit uit de door deze vrijstelling mogelijk gemaakte sanering van de Nederlandse markt, welke door een klein aantal ondernemingen wordt overheerst?

5. Wat onderneemt de Commissie tegen de concurrentieverstoringen die door de marktoverheersing van de ondernemingen van dit kartel op de Europese interne markt ontstaan? Hoe beoordeelt de Commissie het discrimineren en boycotten van ondernemingen die niet tot dit kartel behoren, en hoe is zij voornemens deze schadeloos te stellen?

6. Hoe reageert de Commissie op de nadelen voor de consumenten en de concurrerende bedrijven ten gevolge van de prijsstijgingen?

7. Is de Commissie op enigerlei wijze opgetreden tegen de inbreuk op artikel 81, lid 2 van het EG-Verdrag, op grond waarvan de gebruikers een billijk aandeel ten goede moet komen van de voordelen die voor de Nederlandse baksteenproducenten uit de prijsverhogingen voortgevloeid zijn?

Antwoord van de heer Monti namens de Commissie

(25 oktober 2002)

Bij haar Beschikking 94/296/EG van 29 april 1994 (Stichting Baksteen)(1) stelde de Commissie een aantal overeenkomsten tussen 16 Nederlandse baksteenfabrikanten vrij van het kartelverbod ten einde de Nederlandse baksteenindustrie die geconfronteerd werd met overcapaciteit en aanzienlijke prijsverlagingen, in staat te stellen zich te reorganiseren en te herstructureren. De vrijstelling was geldig van 10 september 1992 tot en met 30 september 1997.

De Commissie onderzoekt momenteel de meeste elementen waarop de vraag van het geachte parlementslid betrekking heeft in een kader van een klacht die bij haar werd ingediend tegen twee Nederlandse ondernemersverenigingen en verschillende, hoofdzakelijk Nederlandse ondernemingen die bakstenen fabriceren en/of in de handel brengen.

Ten einde de in de klacht aangevoerde feiten te verifiëren heeft de Commissie een onderzoek ingesteld in de baksteensector in België, Duitsland en Nederland.

Gezien het complexe karakter van de betreffende zaak heeft de Commissie in deze fase nog geen beslissing genomen over de resultaten van het onderzoek. Zij zou op korte termijn tot een conclusie moeten komen.

(1) PB L 131 van 26.5.1994.