SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2849/02 van Bart Staes (Verts/ALE) aan de Commissie. De erkenning van het D'Hoppebos als habitatgebied.
SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2849/02 van Bart Staes (Verts/ALE) aan de Commissie. De erkenning van het D'Hoppebos als habitatgebied.
SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2849/02
van Bart Staes (Verts/ALE) aan de Commissie
(4 oktober 2002)
Betreft: De erkenning van het D'Hoppebos als habitatgebied
Op basis van de habitatrichtlijn (92/43/EEG(1)) en de vogelrichtlijn (79/409/EEG(2)) werd er door de Europese Commissie een Natura 2000-netwerk vastgesteld. Dit netwerk hield een opbouw van Europese zones in, waarbij de waarborging en instandhouding van de biologische diversiteit van fauna en flora tot de hoogste prioriteit behoort.
In België droegen het Waals en Vlaams Gewest onder meer twee habitatgebieden voor:
- Intentie tot voordragen van het Pottelberghbos door Waals Gewest
- Voordragen van Brakelbos door Vlaams Gewest (1996).
Opvallend is echter dat het Waalse Gewest het D'Hoppebos (dat in hetzelfde habitatgebied als bovenstaande bossen ligt) niet als habitatgebied voordroeg. Dit heeft tot gevolg dat de inspanningen van de Europese Commissie door de versnippering worden teniet gedaan. De beschermde soorten zijn in deze regio immers pas levensvatbaar als men de verschillende bossen als een aaneengeschakeld gebied beschouwt. Voor een aantal soorten is dit zelfs een vereiste.
Hiernaast blijkt dat het D'Hoppebos reeds jaren als stort wordt uitgebaat door de NV Fort-Labiau. Onlangs vroeg de firma voor tien jaar verlenging aan voor zijn milieuvergunning voor het storten. Uit verschillende analyses in het officiële milieueffectrapport blijkt dat zowel grond- als opppervlaktewater zwaar vervuild zijn door tal van chemische stoffen. Sinds de uitvaardiging van de habitatrichtlijn is de toestand in dit leefgebied er significant op achteruit gegaan. De stort vertoont immers een scheur waardoor er 20 ha bos werd aangetast. Er werd op nauwelijks een paar tientallen meters van het Brakelbos een weg, met onder meer afval als ondergrond, aangelegd.
Kan de Commissie meedelen of bovengenoemde feiten op basis van de habitatrichtlijn en de vogelrichtlijn geen afdoende bewijslast vormen om, conform artikel 5, lid 1, tot een procedure van bilateraal overleg tussen Commissie en lidstaat over te gaan?
Werd er in het najaar, naar aanleiding van het gebrek aan volledige gebiedslijsten, geen schorsing van de Europese middelen voor de Waalse structuurfondsen doorgevoerd? Is het bijgevolg niet opportuun om ook het D'Hoppebos in deze lijst op te nemen?
(1) PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.
(2) PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1.
Antwoord van mevrouw Wallström namens de Commissie
(25 oktober 2002)
De bilaterale overlegprocedure van artikel 5, lid 1, van Richtlijn 92/43/EEG(1), zoals bedoeld door het geachte parlementslid, wordt alleen toegepast in uitzonderlijke gevallen waarbij de Commissie vaststelt dat een gebied met een prioritaire soort of een prioritair type natuurlijke habitat niet in de nationale lijst is opgenomen en wanneer zij op grond van relevante en betrouwbare wetenschappelijke informatie van oordeel is dat de bescherming van dit gebied noodzakelijk is voor het behoud van de habitat of het voortbestaan van de soort in kwestie. In het door het geachte parlementslid vermelde geval beschikt de Commissie niet over voldoende wetenschappelijke informatie om te kunnen besluiten dat de genoemde procedure moet worden toegepast.
Wat betreft het voorstel om het D'Hoppebos als een gebied van communautair belang voor te dragen in het kader van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 92/43/EEG, is de Commissie tot op heden nog niet formeel in kennis gesteld van de nieuwe lijst van gebieden die de Waalse regering op 27 september 2002 heeft goedgekeurd. De Commissie is dus momenteel niet in staat om na te gaan of het D'Hoppebos al dan niet door de Waalse regering voorgedragen werd als mogelijk gebied van communautair belang in het kader van Richtlijn 92/43/EEG. Bovendien dient erop te worden gewezen dat het aan de lidstaat is om de selectiecriteria in bijlage III van de genoemde richtlijn toe te passen. Deze houden met name rekening met het representatieve karakter, de oppervlakte en de mate van het behoud van de natuurlijke habitats die in het gebied in kwestie voorkomen, alsook met de populatie van de voorkomende soorten. Bij het toepassen van deze criteria beschikt de lidstaat over een zekere beoordelingsbevoegdheid. Op basis van de gegevens die het geachte parlementslid verstrekt heeft, kan de Commissie niet oordelen of de Waalse regering al dan niet misbruik heeft gemaakt van haar discretionaire macht bij de toepassing van de selectiecriteria voor de gebieden, voor zover zij het gebied in kwestie niet zou hebben voorgedragen als gebied van communautair belang.
De Commissie heeft onlangs een klacht ontvangen in verband met de exploitatie van een technisch afvalbedrijf in het betreffende gebied. In deze context zou de Commissie de Waalse regering kunnen vragen haar de nodige gegevens te bezorgen, die aantonen dat de bepalingen van artikel 6, lid 3, van Richtlijn 92/43/EEG betreffende de beoordeling van de gevolgen van de plannen en projecten voor de uit hoofde van de richtlijn beschermde gebieden gerespecteerd werden.
De Commissie kan bevestigen dat het lid van de Commissie dat met het regionale beleid is belast, op 14 juni 2001 aan de Minister-President van de Waals Gewest een brief heeft geschreven om hem mee te delen dat aan de diensten van het Directoraat-generaal voor regionaal beleid opdracht is gegeven de betalingen te schorsen voor twee maatregelen van het enig programmeringsdocument (EPD) Doelstelling 1 Henegouwen 2000-2006, die door hun potentiële effect op het gebied mogelijke Natura 2000-gebieden kunnen aantasten. Deze schorsing zal worden opgeheven zodra het Waals Gewest aan de Commissie de lijst met Natura 2000-gebieden zal hebben verstrekt.
(1) Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde fauna en flora.