SCHRIFTELIJKE VRAAG P-3288/02 van Roberto Bigliardo (UEN) aan de Commissie. Afbraak en milieuvernietiging in de monti Tifatini.
SCHRIFTELIJKE VRAAG P-3288/02 van Roberto Bigliardo (UEN) aan de Commissie. Afbraak en milieuvernietiging in de monti Tifatini.
SCHRIFTELIJKE VRAAG P-3288/02
van Roberto Bigliardo (UEN) aan de Commissie
(13 november 2002)
Betreft: Afbraak en milieuvernietiging in de monti Tifatini
In antwoord op een eerdere vraag, P-0154/02(1), over de situatie in verband met de afgravingen in de monti Tifatini rond de stad Caserta en de maatregelen die de Commissie zou kunnen nemen ter bescherming van een gebied dat ten prooi valt aan een ongereguleerde exploitatie, deelde de Commissie mee dat haar diensten onderzoeken of de monti Tifatini kunnen worden opgenomen in een milieuproject met de code IT80010016. In deze specifieke toestand zou het gebied worden beschermd, ook tijdens de onderzoeksfase, en moet krachtens de bepalingen van richtlijn 92/43/EEG(2) worden afgezien van elke activiteit die bijdraagt tot verdere afbraak van het desbetreffende gebied.
In werkelijkheid bevinden de heuvels die de achtergrond van de Reggia van Vanvitelli vormen zich in een staat van volledige vernietiging. Momenteel zijn er 8 actieve steengroeves op het grondgebied van de stad Caserta. 12 afgravingen lijken te zijn verlaten, maar in werkelijkheid is een groot deel hiervan heimelijk nog steeds actief. De totale oppervlakte die alle groeves beslaan, werd enkele jaren geleden geschat op meer dan 1 000 m2. In een eveneens niet-recent rapport werd gesproken over een schade van 7 000 miljard lire. De huidige situatie is die van een volledig veranderd gebied, waar de natuurlijke geomorfologische toestand op traumatische wijze is gewijzigd. Het verschijnsel van de Casertaanse steengroeves vindt nergens in Europa zijns gelijke ten aanzien van de vernietigende gevolgen van de afgravingsactiviteiten.
Welke maatregelen met het oog op controle en interventie is de Commissie voornemens te nemen tegen de lokale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het niet nakomen van de verplichtingen die voortvloeien uit richtlijn 92/43/EEG?
(1) PB C 205 E van 29.8.2002, blz. 83.
(2) PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.
Antwoord van mevrouw Wallström namens de Commissie
(17 december 2002)
Artikel 6 van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna voorziet in de bescherming van gebieden van communautair belang, die volgens de procedure vastgesteld in de richtlijn, als speciale beschermingszones zullen worden aangewezen. Deze verplichtingen gelden voor alle autoriteiten van de lidstaten, op nationaal, regionaal en lokaal niveau. In het bijzonder wordt uit hoofde van artikel 6, lid 3, voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor zo een gebied, (wordt) een passende beoordeling gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoeleinden van dat gebied.
De bovenvermelde bepaling is van toepassing op gebieden van communautair belang (GCB) en op speciale beschermingszones uit hoofde van Richtlijn 92/43/EEG. Ook al is deze bepaling ingevolge Richtlijn 92/43/EEG nog niet volledig bindend voor de voorgestelde gebieden van communautair belang, omdat deze gebieden weliswaar door de lidstaten voorgesteld werden, maar niet opgenomen zijn in een officiële lijst van gebieden van communautair belang die door de Commissie is goedgekeurd, toch zijn de lidstaten verplicht om zodanige wijze te handelen dat de doelstellingen van de Richtlijn niet in gevaar worden gebracht, waardoor zij kunnen verzekeren dat er maatregelen genomen werden om de achteruitgang van de voorgestelde gebieden te voorkomen.
Monte Tifata IT8010016 is een gebied van communautair belang uit hoofde van Richtlijn 92/43/EEG. Daardoor valt het onder de bovenvermelde verplichting.
In onderhavig geval zal de Commissie, niet op de hoogte zijnde van de situatie beschreven door het geachte parlementslid, de nodige stappen zetten om gedetailleerde informatie over dit onderwerp te verzamelen.
Mocht de Commissie tot de conclusie komen dat het communautair recht in het onderhavige geval wordt geschonden, dan zal zij, als hoedster van het EG-verdrag, niet aarzelen alle nodige stappen te ondernemen, met inbegrip van de inbreukprocedures als bedoeld in artikel 226 van het EG-Verdrag, om de naleving van het communautair recht te verzekeren.