Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3303/02 van Giovanni Pittella (PSE) aan de Commissie. Grote bezorgdheid over de bescherming van de consument op het gebied van de voedselveiligheid.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3303/02 van Giovanni Pittella (PSE) aan de Commissie. Grote bezorgdheid over de bescherming van de consument op het gebied van de voedselveiligheid.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3303/02

van Giovanni Pittella (PSE) aan de Commissie

(21 november 2002)

Betreft: Grote bezorgdheid over de bescherming van de consument op het gebied van de voedselveiligheid

De Italiaanse Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst heeft tientallen tonnen bedorven Griekse tomaten in beslag genomen, die bestemd waren voor bedrijven in de provincie Salerno. Vanzelfsprekend wekt dit grote bezorgdheid, zowel uit een oogpunt van consumentenbescherming als van genoemde voedselverwerkende bedrijven.

De Griekse autoriteiten hadden vóór de verscheping van de tomaten naar Italië aktes afgegeven blijkens welke de betrokken levensmiddelen voedsel aan alle hygiënische en gezondheidsnormen zouden hebben voldaan.

Hoe wil de Commissie vaststellen wie eventueel bij de afgifte van genoemde attesten voor een en ander verantwoordelijk is en of er eventueel ook misdaadorganisaties bij betrokken zijn?

Gecombineerd Antwoordvan de heer Byrne namens de Commissieop de schritftelijke vragen E-3259/02 en E-3303/02

(14 januari 2003)

Richtlijn 93/43/EEG van de Raad van 14 juni 1993 inzake levensmiddelenhygiëne(1) bepaalt dat exploitanten van levensmiddelenbedrijven ervoor moeten zorgen dat alleen levensmiddelen die op hygiënische wijze vervaardigd zijn en geen risico voor de gezondheid opleveren, in de handel worden gebracht. Deze richtlijn, die op alle levensmiddelen van plantaardige oorsprong van toepassing is, bevat geen voorschriften betreffende de afgifte van sanitaire keuringscertificaten voor de uitwisseling van producten tussen de lidstaten. Derhalve is niet duidelijk welk certificaat wordt bedoeld of waarom een dergelijk certificaat zou moeten worden afgegeven, gezien het ontbreken van een verplichting daartoe in het Gemeenschapsrecht.

De bevoegde autoriteiten in iedere lidstaat dienen krachtens de bepalingen van Richtlijn 89/397/EEG van de Raad van 14 juni 1989 inzake de officiële controle op levensmiddelen(2), er door middel van inspecties, monsterneming, onderzoek van de papieren en documenten en andere activiteiten op toe te zien dat de exploitanten van levensmiddelenbedrijven alle voor levensmiddelen geldende communautaire en nationale maatregelen naleven. Indien de bevoegde autoriteiten bij de uitvoering van controles vaststellen dat overtreding van de wettelijke voorschriften inzake levensmiddelen zou kunnen leiden tot veiligheids- en gezondheidsrisico's met betrekking tot levensmiddelen, nemen zij passende maatregelen, die onder meer kunnen inhouden dat de levensmiddelen uit de handel worden genomen en/of vernietigd of dat het gehele bedrijf of gedeelten daarvan tijdelijk gesloten worden.

Bovendien is in artikel 6 en 7 van Richtlijn 93/99/EEG van de Raad van 29 oktober 1993 betreffende aanvullende maatregelen inzake de officiële controle op levensmiddelen(3) een systeem voor administratieve bijstand bij alle procedures wegens inbreuk op de wettelijke regeling inzake levensmiddelen voorzien. Om deze administratieve bijstand te vergemakkelijken wordt in elke lidstaat één enkele contactinstantie aangewezen, die tot taak heeft om te assisteren bij en te zorgen voor de coördinatie van de communicatie en, met name, de doorzending en de ontvangst van verzoeken om bijstand.

Indien bij de uitwisseling van informatie zou blijken dat er mogelijk inbreuken zijn gepleegd op de communautaire voorschriften of de wettelijke regeling van de lidstaat van ontvangst dan wel van de lidstaat van verzending, dan brengt de bevoegde autoriteit van de lidstaat op wiens grondgebied de gestelde inbreuk heeft plaatsgevonden, te gepasten tijde verslag uit bij de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat over elke verdere maatregel die is getroffen, met inbegrip van maatregelen om een herhaling van de gestelde inbreuk te voorkomen.

De wederzijdse bijstand doet op generlei wijze af aan de verplichting van de lidstaten om de Commissie via het krachtens de bepalingen van Verordening (EG) nr. 178/2002(4) ingestelde systeem voor snelle waarschuwingen in kennis te stellen van een direct of indirect risico voor de gezondheid van de mens, verband houdend met een levensmiddel of diervoeder.

De Commissie heeft in verband met de zaak in kwestie geen mededeling via het systeem voor snelle waarschuwingen ontvangen. De haar ter beschikking staande informatie rechtvaardigt geen communautair ingrijpen naast de maatregelen die beter op het niveau van de lidstaten zouden kunnen worden getroffen.

De Commissie verzoekt de geachte afgevaardigden haar meer informatie te doen toekomen over het in hun vraag aan de orde gestelde probleem, waardoor zij kan beoordelen of communautaire maatregelen noodzakelijk zijn

(1) PB L 175 van 19.7.1993.

(2) PB L 186 van 30.6.1989.

(3) PB L 290 van 24.11.1993.

(4) Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden, PB L 31 van 1.2.2002.