Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3835/02 van Isidoro Sánchez García (ELDR) aan de Commissie. Procedure voor aanwijzing als speciale beschermingszone voor vogels.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3835/02 van Isidoro Sánchez García (ELDR) aan de Commissie. Procedure voor aanwijzing als speciale beschermingszone voor vogels.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3835/02

van Isidoro Sánchez García (ELDR) aan de Commissie

(9 januari 2003)

Betreft: Procedure voor aanwijzing als speciale beschermingszone voor vogels

De biologische verscheidenheid van de Canarische eilanden die tot de ultraperifere regio's van de Europese Unie behoren wordt door de internationale wetenschappelijke gemeenschap erkend, aangezien deze eilanden levende musea zijn voor soorten die in vroegere tijden de aarde bevolkten en de ijstijden van het Tertiair hebben overleefd die een dermate grote invloed hebben gehad op de verschillende maritieme en terrestrische ecosystemen.

Veel unieke habitats van de Canarische eilanden werden wegens hun betekenis voor de natuur aangewezen als gebieden van communautair belang en opgenomen in het netwerk Natura 2000. Hierbij werd volgens de deskundigen een procedure gevolgd die was gebaseerd op de verstrekking van informatie van hoge kwaliteit en strikte regels voor de aanwijzing.

Enkele wetenschappers missen echter soortgelijke strenge regels en een soortgelijke kwaliteit van de informatie bij de procedure voor de aanwijzing als speciale beschermingszone voor vogels.

Is het niet wenselijk dat de Commissie bij de aanwijzing als speciale beschermingszone voor vogels dezelfde criteria inzake strikte en stelselmatige informatieverstrekking hanteert als bij de aanwijzing als gebied van communautair belang?

Antwoord van mevrouw Wallström namens de Commissie

(6 februari 2003)

Het geachte parlementslid heeft zijn bezorgheid geuit over het systeem en de criteria die de Commissie gebruikt om speciale beschermingszones (SBZ) aan te wijzen in het kader van de vogelrichtlijn.

Volgens de bepalingen van Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand(1) wijzen de lidstaten en niet de Commissie een gebied aan als een speciale beschermingszone voor het behoud van de vogelstand.

De vogelrichtlijn stelt dat de lidstaten de naar aantal en oppervlakte voor de instandhouding van deze soorten meest geschikte gebieden als speciale beschermingszones moeten aanwijzen, waarbij rekening wordt gehouden met de bescherming die deze soorten in de geografische zee- en landzone waar deze richtlijn van toepassing is, behoeven.

De vogelrichtlijn voorziet niet in gedetailleerde criteria voor de aanwijzing van gebieden als SBZ's. De aanpak voor deze SBZ's verschilt daarom van die van de habitatrichtlijn(2), waarvan de tekst een gedetailleerde lijst van selectiecriteria bevat. Toch bevat de vogelrichtlijn de verplichting de meest geschikte gebieden te kiezen. Gelijkaardige maatregelen moeten worden genomen voor geregeld voorkomende trekvogels die niet zijn opgenomen in bijlage I van de vogelrichtlijn. Ten slotte moeten de lidstaten extra aandacht besteden aan de bescherming van wetlands en meer bepaald wetlands van internationaal belang.

(1) PB L 103 van 25.4.1979.

(2) Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, PB L 206 van 22.7.1992.