SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0159/03 van Michl Ebner (PPE-DE) aan de Commissie. Standpunt van de Commissie inzake artikel 13 van het EG-verdrag.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0159/03 van Michl Ebner (PPE-DE) aan de Commissie. Standpunt van de Commissie inzake artikel 13 van het EG-verdrag.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0159/03 van Michl Ebner (PPE-DE) aan de Commissie. Standpunt van de Commissie inzake artikel 13 van het EG-verdrag.
Publicatieblad Nr. 268 E van 07/11/2003 blz. 0074 - 0075
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0159/03
van Michl Ebner (PPE-DE) aan de Commissie
(29 januari 2003)
Betreft: Standpunt van de Commissie inzake artikel 13 van het EG-verdrag
De Europese Conventie werkt op dit moment aan een grondwet voor de Europese Unie van de toekomst. Onder andere pleit zij voor integratie van het Handvest van de grondrechten in de EU-Verdragen, alsmede voor toetreding van de Unie tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Beide mensenrechtenteksten verbieden discriminatie, onder meer op grond van taal en het behoren tot een nationale minderheid (art. 21 Handvest van de grondrechten, art. 14 EVRM).
Daarentegen komen beide discriminatiegronden in artikel 13 van het EG-verdrag niet voor. Daarom komen ze dan ook in het actieprogramma ter bestrijding van discriminatie niet voor.
Kan de Commissie meedelen:
- of zij voorstander is van wijziging van artikel 13 EG-verdrag om het beginsel van een uitgebreide niet-discriminatie niet te laten verworden tot een holle frase, maar dit ook in de EU-programma's duidelijker en concreet tot uitdrukking te laten komen?
- of zij bereid is door middel van haar vertegenwoordigers in de Conventie deze kwestie aan te snijden?
- of zij bereid is over mogelijkheden en alternatieven na te denken, om los van het debat over de Conventie in haar initiatieven rekening te houden met preventie c.q. bestrijding van discriminatie op grond van taal of het behoren tot een nationale minderheid?
Antwoord van de heer Prodi namens de Commissie
(3 maart 2003)
In het kader van het werk van de Conventie steunt de Commissie de opname van een algemeen beginsel van non-discriminatie in de toekomstige Grondwet van de Europese Unie. Daarenboven steunt zij ook de opname van het Handvest van de grondrechten in de grondwet,
waardoor artikel 21 van het Handvest dezelfde rang als een grondwettelijke bepaling zal krijgen. Het Praesidium van de Conventie is bevoegd om voorstellen te formuleren betreffende de bepalingen van de toekomstige grondwet. Het door het Praesidium voorgestelde ontwerpartikel 6 verbiedt elke discriminatie op grond van de nationaliteit. De Commissie is van mening dat bij de integratie van de bestaande bepalingen met betrekking tot het beginsel van non-discriminatie, zoals de artikelen 12 en 13 van het EG-Verdrag en artikel 21 van het Handvest van de grondrechten, de coherentie van het geheel in acht moet worden genomen.
Het verbod van discriminatie op grond van taal of het behoren tot een nationale minderheid is een algemeen beginsel van gemeenschapsrecht dat de Commissie in ieder geval bij al haar initiatieven moet in acht nemen op grond van artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Dit beginsel is duidelijk verwoord in artikel 21 van het Handvest.
De Commissie is het met het geachte parlementslid eens dat zij bij haar initiatieven rekening moet houden met de preventie en bestrijding van discriminaties op grond van taal of het behoren tot een nationale minderheid, alsmede met de andere in artikel 21 van het handvest vermelde gevallen.
De Commissie herinnert eraan dat alle door de Commissie goed te keuren voorstellen van wetgeving en besluiten a priori op hun verenigbaarheid met het Handvest worden getoetst, zoals blijkt uit een specifieke overweging betreffende de grondrechten die in de considerans van elk voorstel wordt ingevoegd(1).
(1) Mededeling van de Commissie van 13 maart 2001 betreffende de toepassing van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, SEC(2001) 380/3.