SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0164/03 van Francesco Speroni (NI) aan de Commissie. Concurrentie tussen banken.
SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0164/03 van Francesco Speroni (NI) aan de Commissie. Concurrentie tussen banken.
SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0164/03 van Francesco Speroni (NI) aan de Commissie. Concurrentie tussen banken.
Publicatieblad Nr. 280 E van 21/11/2003 blz. 0038 - 0039
SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0164/03
van Francesco Speroni (NI) aan de Commissie
(24 januari 2003)
Betreft: Concurrentie tussen banken
De meeste Italiaanse banken brengen rekeninghouders die een rekening-courant willen afsluiten hoge kosten in sommige gevallen oplopend tot ruim 100 EUR in rekening, terwijl voor de overdracht van effecten nog veel hogere kosten worden aangerekend, ook al gaat het daarbij om niet-materiële stukken.
Dergelijke kosten worden overigens ook in rekening gebracht wanneer een klant zijn bankrelatie wil stopzetten wegens voor hem ongunstig uitvallende unilaterale aanpassingen in de condities.
Dit vormt uiteraard een beletsel voor mensen die gebruik willen maken van de diensten van een concurrerende bankinstelling, want bij het afwegen van de voors en tegens van een eventuele overstap mogen niet alleen de door de nieuwe bank aangeboden voorwaarden in aanmerking worden genomen, maar spelen ook de zware kosten die door de oude bank in rekening worden gebracht een niet onbelangrijke rol.
Het feit dat de omvang van de overstapkosten van bank tot bank sterk verschilt, doet bovendien het vermoeden rijzen dat zij niet in relatie staan tot de feitelijk verleende dienst, maar uitsluitend als een middel fungeren om het eventueel verbreken van een bankrelatie te ontmoedigen.
Kan de Commissie mededelen of een en ander wel in overeenstemming is met de vrije mededingingsregels?
Antwoord van de heer Monti namens de Commissie
(18 februari 2003)
Krachtens het communautaire mededingingsrecht mogen prijzen niet in onderlinge afstemming worden vastgesteld, dat wil zeggen bij overeenkomst, besluit of onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen ondernemingen (artikel 81 van het EG-Verdrag). Om ingevolge artikel 81 te kunnen ingrijpen zou een beschuldiging van heimelijke afspraken met bewijs moeten worden gestaafd. De aanwijzing in de vraag van het geachte parlementslid dat de omvang van de kosten van bank tot bank sterk verschilt, lijkt erop te duiden dat er geen heimelijke afspraken zijn.
In artikel 82 van het EG-Verdrag wordt misbruik van een machtspositie verboden. Bij de beoordeling van een mogelijke machtspositie wordt rekening gehouden met factoren als marktaandeel, aanwezigheid van geloofwaardige concurrenten op de markt en andere aspecten die het de betrokken bedrijven mogelijk maken mededinging te vermijden. Uit de bij de Commissie beschikbare informatie is niet gebleken dat een specifieke bank over een machtspositie op de rekening-courantmarkt in Italië beschikt. Aangezien naar verluidt de meeste Italiaanse banken hoge vergoedingen berekenen voor het afsluiten van een rekening-courant, zou artikel 82 kunnen worden toegepast als kan worden vastgesteld dat sprake is van een collectieve machtspositie. De Commissie beschikt echter niet over elementen die erop wijzen dat de meeste Italiaanse banken niet met elkaar concurreren en op de rekening-courantmarkt niet aan werkelijke of potentiële concurrentie van andere zijn blootgesteld.
Bovendien wil de Commissie erop wijzen dat het communautaire mededingingsrecht van toepassing is waar handel tussen lidstaten merkbaar kan worden beïnvloed. Uit de verstrekte informatie blijkt dat de mededingingsproblemen voornamelijk betrekking hebben op de Italiaanse markt en zich daartoe beperken; dientengevolge lijkt de nationale mededingingsautoriteit (voor het bankwezen de Banca d'Italia) de aangewezen instantie om de in de vraag aan de orde gestelde mededingingskwesties te beoordelen. De Commissie heeft de Banca d'Italia van de kwestie op de hoogte gebracht.