SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0603/03 van Jens-Peter Bonde (EDD) aan de Commissie. Uitbesteding van het treinverkeer in Denemarken.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0603/03

van Jens-Peter Bonde (EDD) aan de Commissie

(3 maart 2003)

Betreft: Uitbesteding van het treinverkeer in Denemarken

Bij de aanbesteding voor het treinverkeer op een aantal trajecten in Midden- en West-Jutland in Denemarken heeft de huidige exploitant, DSB, het laagste bod gedaan; toch is dat bod door de Deense minister van Verkeer verworpen. De bewuste trajecten zijn dan toegewezen aan Arriva, de maatschappij die op één na het laagste bod gedaan had.

De verwerping van het laagste bod van DSB is druk besproken in het openbaar leven in Denemarken, en het feit dat Arriva niet in staat blijkt om zich aan de verbintenissen te houden die het aangegaan is, heeft de discussie opnieuw laten oplaaien.

Kan de Commissie uitleggen of de Deense staat zich aan de geldende EU-regels gehouden heeft, door bij de aanbesteding het bod van DSB te verwerpen en in de plaats de exploitatie van de spoorwegtrajecten in Midden- en Westjutland toe te wijzen aan Arriva?

Antwoord van de heer Bolkestein namens de Commissie

(7 april 2003)

Op het contract tussen de Deense overheid en Arriva is Richtlijn 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening(1) (de richtlijn) van toepassing. Spoorwegvervoerdiensten vallen onder bijlage IB bij de richtlijn, zodat ingevolge artikel 9 op contracten ter zake niet alle gedetailleerde bepalingen van de richtlijn van toepassing zijn.

Ingevolge artikel 37 moet de aanbestedende dienst, voordat hij abnormaal lage aanbiedingen afwijst, om de door hem dienstig geachte preciseringen over de samenstelling van de aanbieding verzoeken en deze samenstelling aan de hand van de ontvangen toelichtingen onderzoeken. Deze bepaling is niet van toepassing op diensten die zijn opgenomen in bijlage IB.

Het EG-Verdrag en de algemene beginselen van het EG-Verdrag zijn evenwel als zodanig ook van toepassing op diensten waarvoor de gedetailleerde bepalingen van de richtlijn niet van toepassing zijn. Daarom moet worden beoordeeld of de Deense overheid het beginsel van niet-discriminatie, die de gelijke behandeling van de aanbiedingen met zich meebrengt, wel in acht heeft genomen.

De Commissie beschikt thans niet over informatie om te beoordelen of de communautaire regels correct door de Deense overheid zijn toegepast; daarom is zij voornemens deze kwestie verder te onderzoeken.

(1) PB L 209 van 24.7.1992.