Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0633/03 van Charles Tannock (PPE-DE) aan de Raad. Kosovo, Irak en de autoriteit van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0633/03 van Charles Tannock (PPE-DE) aan de Raad. Kosovo, Irak en de autoriteit van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0633/03 van Charles Tannock (PPE-DE) aan de Raad. Kosovo, Irak en de autoriteit van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

Publicatieblad Nr. 280 E van 21/11/2003 blz. 0074 - 0074


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0633/03

van Charles Tannock (PPE-DE) aan de Raad

(4 maart 2003)

Betreft: Kosovo, Irak en de autoriteit van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties

Op 18 februari 2003 heeft de heer Costas Simitis, de Griekse eerste minister, tijdens een vergadering van de Conferentie van voorzitters die toegankelijk was voor alle leden van het Europees Parlement, in zijn toelichting bij de conclusies van de Europese Raad die de dag tevoren was gehouden, de situatie in Irak tegenover die in Kosovo gesteld. In Kosovo zou het gebruik van geweld door de VN zijn geautoriseerd.

Hoewel in resolutie 1203 (oktober 1998) werd geëist dat Joegoslavië en het UCK zich zouden houden aan de bepalingen van resolutie 1199 en daarnaast dat beide partijen mee zouden werken met internationale pogingen om de humanitaire situatie te verbeteren en een humanitaire ramp te voorkomen, werd in geen van de resoluties over Kosovo van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (1160, 1199, 1203 of 1239) die aan de NAVO-bombardementen van de Federale Republiek Joegoslavië voorafgingen het gebruik van geweld geautoriseerd. Ondanks dit gebrek aan goedkeuring werden de bombardementen van Joegoslavië gesteund door alle EU-lidstaten, en ook door veel van degenen die nu zeer kritisch staan tegenover de koers van de huidige Amerikaanse regering in de kwestie-Irak, ondanks de veel grotere schaal van de humanitaire tragedie die Irak in de afgelopen twintig jaar heeft getroffen en de veel grotere bedreiging die het regime vormt voor zijn buurlanden.

Sprak de heer Simitis namens de Raad toen hij deze vergelijking maakte? Zo ja, naar welke VN-resolutie verwees hij? Waren de opmerkingen van de heer Simitis bedoeld als kritiek op de houding van de regering-Bush tegenover de Verenigde Naties? Zo ja, aanvaardt de Raad dat, terwijl minister Albright toen het conflict in Kosovo op uitbreken stond de Veiligheidsraad in feite negeerde en in plaats daarvan in Rambouillet probeerde haar eigen oplossing door te zetten (in die mate dat een journalist voor The New York Times in maart 1999 kon schrijven dat de Veiligheidsraad in Kosovo aan de kant was gezet en de NAVO in feite de regie over het conflict en de pogingen een oplossing te vinden, had overgenomen), minister Powell daarentegen onvermoeibaar poogt de Verenigde Naties bij de kwestie te betrekken en hen te overreden hun verantwoordelijkheid te nemen bij de ontwapening van Irak, zoals de Veiligheidsraad en de Europese Unie hebben verzocht?

Antwoord

(21 juli 2003)

De door het geachte lid van het Europees Parlement aan de orde gestelde kwestie inzake overeenkomsten of verschillen tussen de Kosovo-crisis en de Irak-crisis en de wijze waarop de VS hierop in de Veiligheidsraad hebben gereageerd, is niet door de Raad besproken.

In de conclusies van de Europese Raad van 17 februari die het voorzitterschap op 18 februari aan het Europees Parlement heeft voorgelegd en waarnaar het geachte parlementslid verwijst houdt de Europese Raad eraan vast dat de Verenigde Naties de spil van de internationale orde blijven. Tevens erkent hij dat de verantwoordelijkheid voor de aanpak van de ontwapening door Irak in de eerste plaats bij de Veiligheidsraad ligt.

Op 21 maart heeft de Europese Raad Irak opnieuw besproken. Hij merkte op dat hij, nu het militaire conflict begonnen was, voor een nieuwe situatie stond. De Europese Raad sprak de hoop uit dat het conflict zou eindigen met een minimaal verlies aan mensenlevens en met een minimum aan menselijk lijden en verbond zich ertoe een actieve rol te spelen bij de humanitaire bijstand aan het Iraakse volk. Het voorstel van secretaris-generaal Kofi Annan om de humanitaire behoeften te blijven lenigen door middel van het olie-voor-voedsel-programma van de Verenigde Naties, werd door de Raad gesteund. Voorts was de Raad van oordeel dat de VN tijdens en na de huidige crisis een centrale rol moet blijven spelen en herhaalde hij dat hij blijft vasthouden aan de fundamentele rol van de VN in het internationale systeem en aan de primaire verantwoordelijkheid van de Veiligheidsraad voor de handhaving van internationale vrede en stabiliteit.