SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0777/03 van Carlos Bautista Ojeda (Verts/ALE) aan de Commissie. Comitéwerking (comitologie).

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0777/03

van Carlos Bautista Ojeda (Verts/ALE) aan de Commissie

(12 maart 2003)

Betreft: Comitéwerking (comitologie)

De comités die opgericht zijn op grond van besluit 1999/468/EG van 28 juni 1999 op de procedures voor de uitoefening van de uitvoerende bevoegdheden van de Commissie(1) bestaan uit een vertegenwoordiger van elke lidstaat, plus een vertegenwoordiger van de Commissie, die als voorzitter optreedt.

Bestaat er enig bezwaar tegen, dat de lidstaten als lid van die comités vertegenwoordigers van regionale regeringen afvaardigen? Kan de Commissie eventueel aangeven hoeveel regionale vertegenwoordigers op het ogenblik lid van de bewuste comités zijn?

(1) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

Antwoord van de heer Prodi namens de Commissie

(10 april 2003)

De Commissie herinnert eraan dat juridisch gezien de lidstaten de leden zijn van de comités die overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(1) zijn ingesteld (zie artikelen 3, 4 en 5 van Besluit 1999/468 en artikel 6, lid 1, van het standaardreglement van deze comités). Bijgevolg zijn enkel de lidstaten bevoegd om te beslissen over de samenstelling van de afvaardigingen die hen in deze comités vertegenwoordigen. Niets staat eraan in de weg dat een lidstaat vertegenwoordigers van een regionale regering naar een comité afvaardigt, voorzover deze personen de lidstaat in zijn geheel vertegenwoordigen en niet enkel de regionale regering.

De Commissie beschikt niet over statistische gegevens betreffende het aantal vertegenwoordigers van regionale regeringen dat momenteel de lidstaten in de comités vertegenwoordigt. Zij stelt vast dat de vertegenwoordiging van de lidstaten door regionale vertegenwoordigers niet noodzakelijk permanent is, maar van vergadering tot vergadering kan verschillen. Dat is met name het geval voor het Comité Socrates en de subcomités, waarin voor Duitsland één vertegenwoordiger van de bondsstaat en één vertegenwoordiger van de deelstaten zetelen vanwege de verdeling van de bevoegdheden tussen de bondsstaat en de deelstaten in deze lidstaat.

(1) PB C 38 van 6.2.2001.