Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-1449/03 van Bárbara Dührkop Dührkop (PSE) aan de Commissie. Betaling van inschrijfgeld voor kinderen van medewerkers van EP-leden die de Europese school bezoeken.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-1449/03 van Bárbara Dührkop Dührkop (PSE) aan de Commissie. Betaling van inschrijfgeld voor kinderen van medewerkers van EP-leden die de Europese school bezoeken.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-1449/03 van Bárbara Dührkop Dührkop (PSE) aan de Commissie. Betaling van inschrijfgeld voor kinderen van medewerkers van EP-leden die de Europese school bezoeken.

Publicatieblad Nr. 280 E van 21/11/2003 blz. 0146 - 0148


SCHRIFTELIJKE VRAAG P-1449/03

van Bárbara Dührkop Dührkop (PSE) aan de Commissie

(16 april 2003)

Betreft: Betaling van inschrijfgeld voor kinderen van medewerkers van EP-leden die de Europese school bezoeken

Op zijn vergadering van 28 en 29 april 1998 besloot de Raad van Bestuur van de Europese scholen in Kopenhagen tegen de wens van de EG-Commissie in om de kinderen van medewerkers van EP-leden in te delen in categorie III, wat betekent dat voor hen het volle inschrijfgeld betaald moet worden. Voor het schooljaar 2003-2004 bedraagt dit 1 886 EUR voor de kleuterschool, 2 622 EUR voor de lagere school en 3 578 EUR voor de middelbare school.

Tot die tijd werden kinderen van medewerkers van leden beschouwd als categorie I, zodat geen inschrijfgeld betaald hoefde te worden.

Ik ben mij ervan bewust dat dit besluit is genomen door de Raad van Bestuur van de Europese scholen, maar omdat ook de Commissie een vertegenwoordiger in de Raad van Bestuur heeft zou zij mij antwoord kunnen geven op deze vraag: Om welke reden besloot de Raad van Bestuur verandering te brengen in de al zeer lang bestaande regeling dat kinderen van medewerkers beschouwd worden als categorie I?

Zoals de Commissie bekend is, is de bezoldiging van medewerkers van leden direct afkomstig uit de algemene begroting van de Europese Unie. In hoofdstuk 39 van afdeling I Parlement, Assistentie aan de leden, dient post 3910 ter dekking van de aanstelling en de gebruikmaking van de diensten van een of meer medewerkers. Hun arbeidsovereenkomst wordt krachtens artikel 14 van de regeling kosten en vergoedingen van de leden gesloten tussen het lid en de medewerker of tussen een derdebetalende en de medewerker.

Onder categorie I vallen wel de kinderen van personeel dat geen enkele openbare dan wel particuliere contractuele relatie met de Europese instellingen heeft, waarvan het salaris zelfs niet afkomstig is uit de algemene begroting van de EU en dat ook zijn dagelijkse arbeid niet verricht in een zetel van een van de instellingen, terwijl geaccrediteerde medewerkers van leden dat wel doen. Vindt de Commissie gezien het bovenstaande niet dat er meer dan voldoende objectieve redenen zijn om de kinderen van medewerkers van leden op te nemen in categorie I?

Antwoord van de heer Kinnock namens de Commissie

(4 juni 2003)

Toen in het schooljaar 1997-1998 twee medewerkers van EP-leden hun kinderen wilden inschrijven in de Europese school I te Brussel, stelde zich het probleem van de categorie waarin deze kinderen moesten worden ingedeeld. Het schoolhoofd wist niet zeker of het gerechtvaardigd was deze kinderen in categorie I onder te brengen.

De vraag werd op 28 en 29 april 1998 voorgelegd aan de Raad van Bestuur. Zoals het geachte parlementslid correct opmerkt, was de Commissie voorstander van indeling in categorie I. Zij gaf hiervoor het volgende argument: Formeel gesproken bestaat er weliswaar alleen een directe band tussen de medewerker en het EP-lid en niet tussen de medewerker en het Parlement, maar bij het in dienst nemen van medewerkers treden EP-leden niet op als particulieren of personen die buiten het Parlement staan, maar als personene die er door hun statuut als EP-lid een integrerend deel van uitmaken.

Alleen Italië deelde de mening van de Commissie. Verder waren alle nationale delegaties van oordeel dat deze kinderen, in afwachting van een wijziging van het statuut van medewerker, in categorie III moesten worden ingedeeld aangezien er geen directe arbeidsrelatie tussen de medewerkers en het Parlement bestaat.

In de notulen van de vergadering staat: De vertegenwoordiger van de Commissie en de Italiaanse delegatie hielden vol dat deze kinderen in categorie I moesten worden ingedeeld, maar een aantal delegaties had hiertegen bezwaar. De Nederlandse delegatie merkte op dat de beslissing om sommige kinderen in categorie I in te delen, die blijkt uit het document, illegaal was. De Raad van Bestuur besliste dat kinderen die al in de school waren ingeschreven, in dezelfde categorie bleven ingedeeld. Wat toekomstige inschrijvingen betreft, besloot de Raad van Bestuur, ondanks de bezwaren van de Commissie, het voorstel van het comité voor administratie en financiën goed te keuren, waarbij deze kinderen in categorie III worden ingedeeld.

De Commissie zal echter blijven pleiten voor de indeling van de kinderen van medewerkers van EP-leden in categorie I, met name als het statuut van medewerker wordt gewijzigd overeenkomstig de voorstellen die het Parlement heeft gedaan in het kader van de hervorming van het personeelsstatuut van ambtenaren en andere medewerkers van de communautaire instellingen.

Zoals het geachte parlementslid wellicht weet, zijn de Europese scholen volgens het Verdrag van 21 juni 1994 in de eerste plaats opgericht om onderwijs te verschaffen aan de kinderen van het personeel van de Europese instellingen. Andere kinderen kunnen er alleen school gaan binnen de grenzen die door de Raad van Bestuur zijn bepaald.

De Raad van Bestuur, de niet-communautaire intergouvernementele organisatie die verantwoordelijk is voor de scholen, is belast met de toepassing van bovengenoemd Verdrag en heeft hiertoe beslissingsbevoegdheid in educatieve, budgettaire en administratieve zaken. De Raad heeft van deze bevoegdheid gebruik gemaakt om een regel goed te keuren waarbij de kinderen voor de inschrijving en de betaling van het schoolgeld in drie categorieën worden ingedeeld.

In categorie I zitten de kinderen van personeelsleden die direct en voor een ononderbroken periode van ten minste één jaar in dienst zijn genomen door de communautaire instellingen en door organen die hiermee door de Raad van bestuur zijn gelijkgesteld. Deze kinderen worden automatisch toegelaten en zijn vrijgesteld van schoolgeld.

Categorie II omvat de leerlingen die worden toegelaten op grond van individuele overeenkomsten of besluiten, waaraan specifieke rechten en verplichtingen zijn verbonden.

Categorie III omvat de leerlingen die niet tot een van de bovengenoemde categorieën behoren. Deze leerlingen worden volgens een bepaalde rangorde toegelaten voorzover er plaatsen beschikbaar zijn, en zijn schoolgeld verschuldigd.

Bij de inschrijving van leerlingen zijn de schoolhoofden verantwoordelijk voor de toepassing van de beslissing van de Raad.