Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2283/03 van Elspeth Attwooll (ELDR) aan de Commissie. Ontwikkeling van kabeljauwkwekerijen.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2283/03 van Elspeth Attwooll (ELDR) aan de Commissie. Ontwikkeling van kabeljauwkwekerijen.

13.3.2004

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 65/126


(2004/C 65 E/140)

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2283/03

van Elspeth Attwooll (ELDR) aan de Commissie

(9 juli 2003)

Betreft: Ontwikkeling van kabeljauwkwekerijen

Heeft de Commissie de eventuele voordelen overwogen van het kweken van door middel van kuit van in het wild levende kabeljauw geproduceerde kabeljauw in kwekerijen, en deze vervolgens uit te zetten in zee? Welke plannen heeft de Commissie ter bevordering van het onderzoek naar uitvoerbaarheid en (positieve en negatieve) gevolgen van deze aanpak?

Antwoord van de heer Fischler namens de Commissie

(1 augustus 2003)

Met het in zee uitzetten van gekweekte kabeljauw kunnen verschillende doeleinden worden nagestreefd: visteelt op zee (d.w.z. kabeljauw uitzetten in zones waar geen of slechts zeer kleine natuurlijke kabeljauwbestanden voorkomen), bestandsverbetering (d.w.z. pogen om bestaande kabeljauwbestanden te verbeteren) en bestandsherstel (d.w.z. met uitputting bedreigde bestanden helpen zich te herstellen).

In het verleden was er vooral aandacht voor bestandsverbetering en er zijn ook enkele pogingen daartoe ondernomen, hoofdzakelijk in Noorwegen. Op het mariene biologische station bij Arendal in Zuid-Noorwegen is 100 jaar lang gekweekte kabeljauw uitgezet. De daarmee opgedane ervaring is samengevat tijdens een internationaal symposium in 1993 en geconcludeerd werd dat er geen meetbare voordelen waren. Tijdens een gedeeltelijk door de Commissie gefinancierde workshop van de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES) in 1994 („Workshop to evaluate the potential of stock enhancement as an approach to fisheries management” — workshop ter beoordeling van de mogelijkheden die bestandsverbetering op het gebied van het visserijbeheer biedt) werd geconcludeerd dat het onwaarschijnlijk was dat bestandsverbetering bij kabeljauw in het algemeen succesvol zou zijn. Gedurende deze workshop werd ook een Canadees voorstel beoordeeld om kabeljauw te kweken ten behoeve van het herstel van het met uitputting bedreigde Newfoundlandbestand, maar ook in dit opzicht waren de conclusies negatief.

De oorzaken van het mislukken van bestandsverbetering bij kabeljauw worden niet volledig begrepen, maar een aantal factoren kan daarin een rol spelen, bv. problemen van gekweekte kabeljauw om zich aan te passen aan natuurlijke omstandigheden, concurrentie met de natuurlijke populaties en de beperkte capaciteit van het ecosysteem. Ook dient te worden opgemerkt dat, ook al zou met bestandsverbetering bij kabeljauw enig succes worden geboekt, het nagenoeg onmogelijk zou zijn om dit effect te onderscheiden van de natuurlijke populatieschommelingen. Bovendien is het kweken van kabeljauw duur en zijn de kostenvoordelen van een verbeteringsprogramma twijfelachtig ook al zou dat programma succesvol zijn.

Gezien de beschikbare informatie over bestandsverbetering, die hierboven is samengevat, beschouwt de Commissie bevordering van onderzoek op dit gebied niet als een prioriteit.