SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2317/03 van Armando Cossutta (GUE/NGL) aan de Commissie. Privacy-rechten van de Europese burger.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2317/03 van Armando Cossutta (GUE/NGL) aan de Commissie. Privacy-rechten van de Europese burger.
8.4.2004 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | CE 88/401 |
(2004/C 88 E/0407)
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2317/03
van Armando Cossutta (GUE/NGL) aan de Commissie
(14 juli 2003)
Betreft: Privacy-rechten van de Europese burger
Op 25 juni jl. is er een topbijeenkomst gehouden tussen de EU en de Verenigde Staten. Een van de onderwerpen die aan de orde zijn/hadden moeten worden gesteld, is het TIA-project (oorspronkelijk Total Information Awareness, later gewijzigd in Terrorism Information Awareness). Voor dit project is een gigantisch apparaat nodig om informatie uit de meest uiteenlopende bronnen te verzamelen en te analyseren, dit loopt van de bestaande databanken tot commerciële transacties, van verplaatsingen tot het afluisteren van gesprekken. De heer Stefano Rodotà van de Italiaanse privacy-autoriteit heeft verklaard dat het hier om een nieuwe dimensie van surveillance gaat waardoor de staat de beschikking krijgt over alle persoonlijke informatie, bij wie dan ook verzameld en onafhankelijk van het doel waarvoor de informatie in de eerste plaats is verzameld. Het Europees Parlement heeft via zijn Voorzitter Pat Cox duidelijk stelling genomen door te zeggen dat de Verenigde Staten niet de wetgeving in Europa mogen dicteren.
1. | Wat zijn de resultaten van de Top tussen de EU en de VS van 25 juni jl. ten aanzien van TIA? |
2. | Meent de Commissie ook niet dat VS-wetgeving niet buiten het Amerikaanse grondgebied van kracht mag zijn en dat deze kwesties het best kunnen worden geregeld in internationale verdragen? |
3. | Is de Commissie opgekomen voor het principe dat het onaanvaardbaar is dat de Verenigde Staten langs alle wegen informatie verzamelen die ontsproten is aan vrije communicatie tussen Europese burgers? |
4. | Welke stappen denkt de Commissie te zetten om de privacy van de Europese burger te beschermen? |
Antwoord van de heer Patten namens de Commissie
(16 september 2003)
1. | De Commissie volgt van nabij alle sedert 11 september 2001 door de Verenigde Staten van Amerika met het oog op een betere beveiliging genomen initiatieven. Een van deze initiatieven is het door het geachte parlementslid genoemde Terrorism Information Awareness (TIA) project. Sedert het begin van 2003 zijn door het Congres diverse stappen ondernomen gericht op het instellen van een moratorium voor het gebruik, zonder de instemming van het Congres en toereikende bescherming van de openbare vrijheden, van gegevensexploitatietechnologie door het Defence Department en het nieuwe Department of Homeland Security. In februari 2003 heeft het Congres de financiering van het Total Information Awareness Programme opgeschort en het Defence Department verzocht toelichting te verschaffen over de implicaties van het project voor de privacy en de openbare vrijheden. Het heeft eveneens de toepassing van het programma op Amerikaanse staatsburgers beperkt tot de toepassing waarin door het Congres bij speciale wet wordt voorzien. De daarop betrekking hebbende tekst werd door de President van de Verenigde Staten op 20 februari 2003 als wet ondertekend. Op 20 mei 2003 heeft de Department of Defence Advanced Research Projects Agency (DARPA) het verslag gepubliceerd. De naam van het programma werd, zoals het geachte parlementslid heeft opgemerkt, gewijzigd van „Total” in „Terrorism” Information Awareness project. |
2. | Gezien de aard van het TIA-programma en de mogelijkheid dat de activiteiten in het kader ervan de rechten van Europese onderdanen in het gedrang brengen, volgt de Commissie met veel aandacht alle ontwikkelingen op dit gebied en heeft zij de kwestie reeds ter sprake gebracht in het kader van de aan de gang zijnde beraadslagingen met de Verenigde Staten over de toegang tot door luchtvaartmaatschappijen verzamelde persoonsgegevens (Passenger Name Record of „PNR”). De Commissie is het met het geachte parlementslid erover eens dat de wetgeving van de Verenigde Staten inzake gegevensinzameling niet mag worden beschouwd als van kracht buiten het Amerikaanse grondgebied. De beschouwde activiteiten zijn evenwel van die aard dat internationale samenwerking nodig zal zijn om met betrekking tot bepaalde probleemgebieden een oplossing te vinden. |
3. | Ofschoon de TIA niet officieel op de agenda van de topbijeenkomst Unie — Verenigde Staten van 25 juni 2003 stond, werd in verband met bovenvermelde beraadslagingen over PNR wel meer in het algemeen over gegevensbescherming gesproken. De Commissie is het eens met de mening van het geachte parlementslid dat de verschillende op gegevensverzameling gerichte wetten van de Verenigde Staten misschien de rechten van de Europese burgers zullen aantasten, en zal daarom de ontwikkelingen verder blijven volgen en hierover met de Verenigde Staten gesprekken voeren, ten einde tot bevredigende oplossingen te komen die het respect voor de Europese beginselen inzake gegevensbescherming en het recht op privacy van de Europese burger op optimale wijze vrijwaren. |
4. | De Commissie neemt nota van de mening van het geachte parlementslid dat kwesties als deze het best kunnen worden geregeld aan de hand van een internationaal verdrag, en zal deze optie in aanmerking nemen bij haar interne beraadslagingen evenals bij de besprekingen met de Verenigde Staten. De Commissie zal de Commissie Openbare Vrijheden van het Parlement van de voortgang van de besprekingen op de hoogte blijven houden en zou het waarderen dat het debat over deze kwestie binnen genoemde commissie wordt voortgezet. |