Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2319/03 van Philip Claeys (NI) aan de Commissie. Campagne Voor diversiteit — tegen discriminatie.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2319/03 van Philip Claeys (NI) aan de Commissie. Campagne Voor diversiteit — tegen discriminatie.

6.2.2004

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 33/247


(2004/C 33 E/255)

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2319/03

van Philip Claeys (NI) aan de Commissie

(14 juli 2003)

Betreft: Campagne „Voor diversiteit — tegen discriminatie”

De campagne voor diversiteit en tegen discriminatie loopt over meerdere jaren, en vangt aan met het aspect discriminatie op de werkvloer. Ondernemingen die een gebrek aan diversiteit wordt verweten, worden vergeleken met een reeks poppen die door de automobielindustrie gebruikt worden voor crash-tests. Op de website en in de folder wordt een idyllisch beeld opgehangen van bedrijven die wèl „divers” zijn: meer motivatie bij de werknemers, een hogere creativiteit en zelfs hogere winstmarges.

In heel wat gebieden zijn echter ondernemingen actief die wat etnische samenstelling betreft niet „divers” zijn, maar die wel performant, creatief en innovatief zijn — onder meer dankzij de diversiteit aan talenten en capaciteiten van hun werknemers. Het feit dat veel ondernemingen weinig allochtonen in dienst hebben, is geenszins het resultaat van welke discriminatie dan ook. Vaak zijn de vereiste kwalificaties bij allochtonen gewoon niet voorhanden, en kan dat bijvoorbeeld te maken hebben met gebrekkige talenkennis en een hoge graad van schooluitval.

Welke mechanismen zullen in de campagne worden ingebouwd om te vermijden dat ondernemingen die te goeder trouw zijn, worden gestigmatiseerd voor hun „gebrek” aan etnische diversiteit?

Is de Commissie zich bewust van het gevaar dat ondernemingen — onder druk van Europese of andere overheidscampagnes — hun toevlucht zouden kunnen zoeken tot zogenaamde „positieve” discriminatie, waarbij hoger gekwalificeerde sollicitanten worden geweerd omdat ze niet van allochtone afkomst zijn? Welke maatregelen overweegt de Commissie tegen dergelijke perverse effecten van diversiteitscampagnes?

Gecombineerd Antwoord

van mevrouw Diamantopoulou namens de Commissie

op de schritftelijke vragen E-2305/03, E-2306/03 en E-2319/03

(26 augustus 2003)

Het door de geachte afgevaardigde bedoelde initiatief is bedoeld om het publiek te informeren over de nieuwe rechten en verplichtingen uit hoofde van de twee anti-discriminatierichtlijnen op grond van artikel 13 van het EG-Verdrag die in 2000 werden vastgesteld(1). De campagne wordt gefinancierd in het kader van de actie „Bewustmaking” van het communautair actieprogramma ter bestrijding van discriminatie(2).

De website van de campagne zal binnenkort in alle talen van de Unie beschikbaar zijn. Aan de verschillende taalversies van het campagnemateriaal wordt de laatste hand gelegd, na overleg met de belanghebbenden (nationale overheden, sociale partners en niet-gouvernementele organisaties (ngo's)) over de aanpassing van het campagnemateriaal in elke lidstaat. Dat de website aanvankelijk in drie talen werd gepresenteerd was om vertragingen bij de lancering van de campagne te vermijden. Deze handelwijze strookt met de praktijk die voor andere websites van de communautaire instellingen gevolgd wordt, ook voor die van het Parlement, waar sommige bladzijden slechts in een beperkt aantal talen beschikbaar zijn. Het is in het belang van de transparantie informatie zo spoedig mogelijk toegankelijk te maken in plaats van te wachten tot die in alle communautaire talen beschikbaar is.

De geachte afgevaardigde vraagt ook naar de taaltests voor bepaalde functies en de vereiste talenkennis. Wat het discriminerende gebruik van termen als „moedertaal” of „moedertaalspreker” in personeelsadvertenties betreft, heeft de Commissie in talrijke antwoorden op schriftelijke vragen haar standpunt in dezen reeds meermaals verduidelijkt. Ik moge de geachte afgevaardigde derhalve verwijzen naar de antwoorden van de Commissie op de schriftelijke vragen: nr. E-4100/00 van de heer Staes(3), E-0779/01 van de heer Staes(4), E-1356/01 van de heer Gemelli(5), E-1681/01 van de heer Staes(6), E-1682/01 van de heer Staes(6), E-2331/01 van de heer Ferrer(6), E-2900/01 van de heer Staes(7), E-2901/01 van de heer Staes(7), E-2944/01 van de heer Staes(7), E-3189/01 van de heer Rothley(7), E-3572/01 van de heer Staes(8), E-0941/02 van de heer Staes(9), E-2764/02 van de heer Staes(10), E-1733/03 van de heer Leinen(11) en E-2018/03 van de heer Staes(12).

Wat de vraag van de geachte afgevaardigde over „positieve actie” betreft, stelt de jurisprudentie van het Hof van Justitie in seksediscriminatiezaken(13) duidelijke grenzen aan de reikwijdte van maatregelen om een einde te maken aan de benadeling van bepaalde groepen op de arbeidsmarkt. Zo is het verboden werknemers die voor een functie minder goed gekwalificeerd zijn, toch aan te stellen enkel op grond van het feit dat zij tot een achtergestelde of gediscrimineerde groep behoren.

Ten slotte acht de Commissie het niet waarschijnlijk dat bedrijven die te goeder trouw handelen, worden gestigmatiseerd wegens een gebrek aan etnische diversiteit.