Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2372/03 van Eija-Riitta Korhola (PPE-DE) aan de Commissie. Overbrenging van gedetineerde EU-burgers naar gevangenissen in hun vaderland.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2372/03 van Eija-Riitta Korhola (PPE-DE) aan de Commissie. Overbrenging van gedetineerde EU-burgers naar gevangenissen in hun vaderland.

8.4.2004

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 88/408


(2004/C 88 E/0414)

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2372/03

van Eija-Riitta Korhola (PPE-DE) aan de Commissie

(16 juli 2003)

Betreft: Overbrenging van gedetineerde EU-burgers naar gevangenissen in hun vaderland

Volgens informatie van de Dienst Buitenlandse Zaken van de Finse overheid zitten alleen al in Venezuela op dit moment 500 burgers van EU-landen lange gevangenisstraffen uit, vaak onder onmenselijke omstandigheden; in sommige gevangenissen zijn de meest fundamentele voorzieningen niet zonder meer aanwezig, maar moeten de gedetineerden zelf EUR 300 per maand betalen voor vanzelfsprekende zaken als dagelijkse maaltijden. Verplaatsingen zijn langdurig en onmenselijk.

Hoewel Venezuela is toegetreden tot het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen (ratificatie in april van dit jaar) lijkt het voor individuele personen in de praktijk onmogelijk om de afspraken rond te krijgen die nodig zijn voor overbrenging naar het land van herkomst. Zelfs afzonderlijke lidstaten van de EU lijken in dit opzicht weinig te kunnen uitrichten. Een van de redenen hiervoor is wellicht de verregaande corruptie bij de Venezolaanse bestuursorganen.

Is de Commissie bereid op korte termijn eenmalige onderhandelingen te starten met als doel dat alle in Venezuela gedetineerde EU-burgers hun straf kunnen uitzitten in gevangenissen in hun vaderland? Is het met het oog hierop mogelijk om een delegatie op hoog niveau samen te stellen die de komende maanden naar Venezuela zou kunnen reizen om deze kwestie op het hoogst mogelijk niveau met de Venezolaanse overheid op te lossen?

Is de Commissie op de hoogte van de situatie in andere derde landen en zou de EU een procedure kunnen opstellen om sneller te kunnen optreden om ervoor te zorgen dat alle EU-burgers die in slechte omstandigheden gevangen zitten in derde landen de rest van hun straf kunnen uitzitten in hun vaderland?

Antwoord van de heer Patten namens de Commissie

(12 augustus 2003)

De Commissie is zich bewust van de algemene situatie in de Venezolaanse gevangenissen en van de omstandigheden waarin de gevangenen hun straf moeten uitzitten.

De consulaire bescherming van burgers van de Unie is een zaak van de afzonderlijke lidstaten, en geen bevoegdheid van de Gemeenschap. Via hun afzonderlijke diplomatieke vertegenwoordigingen volgen de lidstaten van dichtbij de situatie van de gevangen EU-burgers. Sommige lidstaten hebben regelingen ter ondersteuning van de gevangenen, waarvan zij zo goed mogelijk gebruik maken. Mogelijkheden zijn o.m. het repatriëren van gevangenen of het aanbieden van financiële hulp en gezondheidsdiensten.

Naast de Internationale Overeenkomst betreffende de overbrenging van gevonniste personen hebben sommige lidstaten bilaterale overeenkomsten met Venezuela gesloten. De procedures in het kader van deze overeenkomsten zijn evenwel omslachtig en kunnen tot twee jaar duren.

Drie lidstaten, Duitsland, Italië en Nederland, hebben in mei 2003 demarches ondernomen bij de minister van Binnenlandse Zaken van Venezuela. De Commissie is bereid met de lidstaten overleg te plegen om te zien hoe bij de Venezolaanse autoriteiten een demarche op EU-niveau kan worden ondernomen. Het zou de bedoeling zijn de Venezolaanse autoriteiten ertoe aan te zetten hun verplichtingen in het kader van de Internationale Overeenkomst betreffende de overbrenging van gevonniste personen na te komen, en hun te verzoeken de betrokken bilaterale overeenkomsten met de lidstaten beter toe te passen. Door de demarche zouden de Venezolaanse autoriteiten ook worden herinnerd aan de verplichting die zij krachtens het internationale recht hebben om ervoor te zorgen dat gevangen buitenlanders hun straf in menselijke omstandigheden kunnen uitzitten.

Aangezien de Gemeenschap terzake niet bevoegd is, wordt de Commissie niet systematisch ingelicht over de situatie van EU-burgers die in derde landen gevangen zijn.