Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2583/03 van Graham Watson (ELDR) aan de Commissie. Statuut van de Europese scholen.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2583/03 van Graham Watson (ELDR) aan de Commissie. Statuut van de Europese scholen.

13.3.2004

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 65/180


(2004/C 65 E/196)

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2583/03

van Graham Watson (ELDR) aan de Commissie

(8 augustus 2003)

Betreft: Statuut van de Europese scholen

Is de Commissie van oordeel dat de contracten van de regering van het Verenigd Koninkrijk voor docenten uit dit land aan de Europese scholen in Brussel conform is aan artikel 12 van het Statuut van de Europese scholen, waarbij alle lidstaten partij zijn?

Wat denkt de Commissie over de recente uitspraken van het Employment Tribunal van het Verenigd Koninkrijk in dit verband?

Antwoord van de heer Kinnock namens de Commissie

(22 september 2003)

Zoals de geachte afgevaardigde weet, vallen de Europese Scholen onder een specifiek intergouvernementeel verdrag, het „Verdrag houdende het Statuut van de Europese Scholen”. Een herziene versie daarvan is op 1 oktober 2002 van kracht geworden. Onderwijzend personeel dat bij de scholen gedetacheerd is, is onderworpen aan het „Statuut van het bij de Europese Scholen gedetacheerd personeel” dat op 1 september 2000 van toepassing is geworden, maar zij blijven in dienst van de autoriteiten van de detacherende lidstaat.

Artikel 12, lid 4, onder a) van het Verdrag houdende het Statuut van de Europese Scholen bepaalt: „Dezen (leerkrachten en pedagogische adviseurs) behouden de door hun nationale rechtspositie gewaarborgde rechten op bevordering en pensionering”, en artikel 49, lid 2, onder a) van het Statuut van het personeel bepaalt: „De bevoegde nationale overheid betaalt de nationale emolumenten aan het personeelslid en deelt de Directeur van de School de betaalde bedragen mee. Daarbij worden alle elementen, die bij de berekening ten grondslag hebben gelegen, vermeld …”.

Zoals de geachte afgevaardigde zonder twijfel weet, betaalt het Verenigd Koninkrijk een speciale „opstap" aan leraren die in Engeland of Wales werken. Volgens het Britse Department for Education and Skills (DFES) is dit een aanwervings- en personeelsbindingsmaatregel die niet relevant is voor leraren die bij de Europese Scholen zijn gedetacheerd. In de recente beslissing van het Employment Appeal Tribunal (EAT/0884/02) in het Verenigd Koninkrijk moest het tribunaal de arbeidsovereenkomst tussen bepaalde Britse leraren aan de Europese Scholen en hun werkgever, de DFES, interpreteren. Het tribunaal concludeerde dat volgens dat contract de leraren na hun aanstelling aan de Europese Scholen geen aanspraak konden maken op bepaalde aanvullende incrementele salarisverhogingen. Het EAT werd echter niet verzocht zich uit te spreken over de vraag of de arbeidsovereenkomsten, aldus geïnterpreteerd, wel compatibel waren met het hierboven geciteerde artikel 12, lid 4, onder a) van het Verdrag houdende het Statuut van de Europese Scholen.

De Commissie heeft haar Juridische Dienst opgedragen te onderzoeken of de voorwaarden van de Britse arbeidsovereenkomst in overeenstemming zijn met dit Artikel 12, lid 4, onder a).

De Commissie zal ervoor zorgen dat deze kwestie verder uitgezocht wordt, en zal graag antwoord geven op eventuele verdere vragen van de geachte afgevaardigde zodra de juridische analyse gereed is.