Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2861/03 van Graham Watson (ELDR) aan de Commissie. Genetisch gemodificeerde gewassen.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2861/03 van Graham Watson (ELDR) aan de Commissie. Genetisch gemodificeerde gewassen.

3.4.2004

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 84/498


(2004/C 84 E/0576)

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2861/03

van Graham Watson (ELDR) aan de Commissie

(26 september 2003)

Betreft: Genetisch gemodificeerde gewassen

Op 2 september 2003 zei commissaris Wallström, in antwoord op een verzoek van Oostenrijk om de teelt van genetisch gemodificeerde gewassen te verbieden in de deelstaat Opper-Oostenrijk, dat ze er vanzelfsprekend alle begrip voor had dat de Oostenrijkse instanties bekommerd zijn om de bescherming van het milieu en de volksgezondheid. De commissaris heeft er geen moeite mee te erkennen dat coëxistentie een belangrijke kwestie is die moet worden aangekaart, maar ze wijst er niettemin op dat het hier gemeenschappelijke problemen betreft, die in verschillende regio's van Europa voorkomen, en waarvoor binnen het bestaande juridische kader een uitvoerbaar antwoord kan worden gevonden.

Zou de Commissie kunnen verduidelijken wat volgens haar een „uitvoerbaar antwoord” inhoudt voor regio's als Opper-Oostenrijk en het zuidwesten van Engeland, waar de biologische landbouw een belangrijke agrarische sector is?

Antwoord van mevrouw Wallström namens de Commissie

(6 november 2003)

De Commissie is zich ten volle bewust van de noodzaak coëxistentie te waarborgen tussen conventionele, organische en genetisch gemodificeerde gewassen. Dit blijkt uit de toezegging van de Commissie in het kader van actie nr. 17 van haar mededeling „Biowetenschappen en biotechnologie — Een strategie voor Europa(1), coëxistentie aan de orde te stellen”.

Onder de huidige omstandigheden is het belangrijk erop te wijzen dat de bescherming van de menselijke gezondheid en van het milieu meegenomen wordt en altijd meegenomen is bij de risicobeoordeling in het kader van de wetgeving waarmee toestemming wordt gegeven voor genetisch gemodificeerde organismen (GGO's). Indien er tijdens deze beoordeling een onacceptabel risico voor de menselijke gezondheid of voor het milieu werd vastgesteld, werd er ofwel geen goedkeuring voor dat GGO verstrekt of werd de toestemming verleend onder bepaalde voorwaarden om dat risico aan te pakken.

Aangezien uitsluitend GGO's waarvoor een vergunning is verleend in de EU kunnen worden geteeld en aangezien de milieu- en gezondheidsaspecten vallen onder Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG(2) van de Raad, hebben de aanhangige kwesties die nog aangepakt moeten worden in de context van coëxistentie betrekking op economische aspecten (monetaire verliezen) die verband houden met de vermenging van genetisch gemodificeerde en niet-genetisch gemodificeerde gewassen.

Een nieuw artikel om coëxistentie vanuit dit perspectief aan de orde te stellen zal in Richtlijn 2001/18/EG worden geïntroduceerd om lidstaten in staat te stellen geschikte maatregelen te nemen ter voorkoming van de onbedoelde aanwezigheid van GGO's in andere producten. Dit artikel werd goedgekeurd in het kader van onderhandelingen in tweede lezing van het voorstel(3) inzake genetisch gemodificeerd voedsel en genetisch gemodificeerde voeding.

Het staat lidstaten echter niet vrij willekeurig maatregelen te nemen. De maatregelen moeten in overeenstemming zijn met de communautaire wetgeving en met de beginselen van de gemeenschappelijke markt. Lidstaten mogen bijvoorbeeld geen inbreuk maken op artikel 22, onder a), van Richtlijn 2001/18/EG, waarin staat dat de lidstaten het in de handel brengen van toegestane GGO's niet mogen verbieden, beperken of verhinderen.

Daarnaast heeft de Commissie in juli 2003 een aanbeveling opgesteld inzake richtsnoeren voor coëxistentie(4) teneinde de lidstaten bij te staan bij de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van passende maatregelen. Het „sleutelwoord” voor de voorgestelde coëxistentiemaatregelen is proportionaliteit, wat betekent dat de maatregelen in verhouding moeten staan tot het doel dat zij moeten realiseren.

Derhalve bieden de richtsnoeren de noodzakelijke aanbevelingen om coëxistentie aan te pakken. Met betrekking tot economische risico's bevatten de richtsnoeren de beginselen op basis waarvan de lidstaten en hun regio's te werk kunnen gaan bij het nemen van nationale maatregelen, evenals een indicatieve lijst van beheersmaatregelen die, afhankelijk van plaatselijke of regionale factoren, ten uitvoering gelegd kunnen worden. Tot deze maatregelen behoren bijvoorbeeld isolatieafstanden tussen velden, bufferzones of pollenbarrières, gewaswisseling en aanplantingsregelingen voor verschillende bloeiperioden, enz.

De Commissie heeft geen bezwaar tegen vrijwillige plaatselijke afspraken tussen boeren onderling en tussen boeren en de industrie om de afwezigheid van genetisch gemodificeerde gewassen te waarborgen. Coëxistentie is geen nieuwe kwestie in de landbouw en boeren beschikken over ruime ervaring met de toepassing van praktijken op het gebied van landbouwkundig bedrijfsbeheer om te zorgen voor zuiverheidsnormen bij de productie van zaden of om landbouwproductielijnen te scheiden. Specifieke gewasvariëteiten, die „kwaliteitseigenschappen” opleveren, worden bijvoorbeeld geteeld op grond van vrijwillige afspraken tussen aangrenzende boeren en contractuele verplichtingen.

Dit is wat het „uitvoerbaar antwoord” inhoudt waarnaar het voor het milieu bevoegde lid van de Commissie op 2 september 2003 verwees.