Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2920/03 van Miquel Mayol i Raynal (Verts/ALE) aan de Commissie. Alternatieve en aanvullende geneeswijzen.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2920/03 van Miquel Mayol i Raynal (Verts/ALE) aan de Commissie. Alternatieve en aanvullende geneeswijzen.

13.3.2004

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 65/246


(2004/C 65 E/262)

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2920/03

van Miquel Mayol i Raynal (Verts/ALE) aan de Commissie

(2 oktober 2003)

Betreft: Alternatieve en aanvullende geneeswijzen

De laatste tijd vragen steeds meer verenigingen en mensen die werkzaam zijn op het gebied van de niet-conventionele geneeskunde om verduidelijking en harmonisatie van het wettelijk kader voor hun activiteiten en diensten in de EU.

Welke maatregelen plant de Commissie om de gezondheid van de gebruikers van dergelijke diensten te beschermen, met name gezien het toenemend aantal oplichters in de sector, die zich uitgeven voor vaklui zonder een passende opleiding te hebben genoten?

Is de Commissie voornemens om de zeer uiteenlopende wetgeving ter zake op Europees niveau te harmoniseren? Hoe worden de eenheidsmarkt, het vrij verkeer van diensten en de vrijheid van vestiging in deze sector gewaarborgd?

Welke begrotingslijn is op Europees niveau bestemd voor alternatieve geneeskunde?

Aan welke verzoeken die het Europees Parlement in zijn resolutie A4-0075/97(1) had geformuleerd, heeft de Commissie tot dusver gevolg gegeven?

Antwoord van de heer Byrne namens de Commissie

(17 november 2003)

Het geachte parlementslid heeft een aantal thema's aan de orde gesteld. De eerste vraag betreft de kwalificatie- en opleidingseisen voor personen die alternatieve en aanvullende geneeskunde beoefenen in de Unie.

Krachtens het EG-Verdrag vallen de kwalificatie- en opleidingseisen onder de primaire bevoegdheid van de lidstaten. Op communautair niveau is een minimumaantal opleidingseisen met elkaar in overeenstemming gebracht voor enkele van de belangrijkste gezondheidsberoepen, maar de meeste beroepen, waaronder vele beroepen in de gezondheidssector, zijn niet aan dergelijke eisen onderworpen. De op EU-niveau goedgekeurde regelingen zijn hoofdzakelijk gericht op de vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van kwalificaties binnen de gereguleerde beroepen. Voor de goedkeuring van nieuwe wetgeving op dit terrein is een zeer groot draagvlak onder de beroepsbeoefenaren en de lidstaten vereist. De Commissie heeft geen aanwijzingen dat er een krachtig en breed draagvlak bestaat voor nieuwe maatregelen met betrekking tot alternatieve en aanvullende geneeskunde.

Wat de erkenning van beroepsopleidingen betreft zijn Richtlijn 89/48/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma's waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten(2) en Richtlijn 92/51/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende een tweede algemeen stelsel van erkenning van beroepsopleidingen(3) van toepassing op onderdanen van een lidstaat die een gereguleerd beroep willen uitoefenen in een gastlidstaat. In dit verband heeft het Europese Hof van Justitie in zijn arrest van 3 oktober 1990 (C-61/89 Bouchoucha) bevestigd dat artikel 43 van het EG-Verdrag zich er niet tegen verzet dat een lidstaat een paramedische werkzaamheid voorbehoudt aan de houders van een diploma van doctor in de geneeskunde.

Daarnaast heeft het Hof van Justitie met het oog op de waarborging van de gezondheidsbescherming in zijn arrest van 11 juli 2002 (C-294/00 Deutsche Paracelsus Schulen für Naturheilverfahren GmbH) de aandacht gevestigd op het feit dat de bescherming van de volksgezondheid één van de redenen is die krachtens artikel 46, lid 1, EG-Verdrag belemmeringen van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten kunnen rechtvaardigen.

Het tweede thema betreft de Gemeenschapswetgeving inzake alternatieve geneesmiddelen. In zijn resolutie van 29 mei 1997 heeft het Parlement ervoor gepleit de veiligheid en werkzaamheid van alternatieve geneesmiddelen nader te bekijken. In dit verband heeft de Commissie in januari 2002 haar goedkeuring gehecht aan een voorstel voor een richtlijn betreffende traditionele kruidengeneesmiddelen(4). De stemming van het Parlement in eerste lezing vond plaats in november 2002. Na de goedkeuring van een gewijzigd voorstel(5) door de Commissie op 9 april 2003 en het door de Raad bereikte politieke akkoord in september 2003 kan een definitieve tekst voor eind 2003 worden goedgekeurd.

Het volksgezondheidsprogramma voorziet niet in uitgaven voor alternatieve geneesmiddelen. De financiering van communautair onderzoek op dit vlak maakt geen deel uit van prioriteit 1 „Levenswetenschappen, genomica en biotechnologie voor gezondheid” noch van het hoofdstuk betreffende beleidsgericht onderzoek in het zesde kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie voor de periode 2002-2006. Wel wordt er melding gemaakt van alternatieve of niet-conventionele geneeskunde in het gezondheidshoofdstuk van het zesde kaderprogramma betreffende steun voor de coördinatie van nationale activiteiten.