Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-3414/03 van Marianne Eriksson (GUE/NGL) aan de Raad. Estland en richtlijn gelijke behandeling.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-3414/03 van Marianne Eriksson (GUE/NGL) aan de Raad. Estland en richtlijn gelijke behandeling.

3.4.2004

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 84/237


(2004/C 84 E/0280)

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-3414/03

van Marianne Eriksson (GUE/NGL) aan de Raad

(12 november 2003)

Betreft: Estland en richtlijn gelijke behandeling

Mij is ter kennis gekomen dat Estland de richtlijn inzake een gelijke behandeling van mannen en vrouwen nog niet in zijn nationale wetgeving heeft omgezet. Ik vind dat opmerkelijk, vooral omdat de Commissie op 6 november openlijk kritiek leverde op de toetredende landen omdat zij vóór aansluiting aan de EU niet aan de eisen zouden voldoen. Estland en het feit dat de wetgeving van dit land op het gebied van een gelijke behandeling leemten vertoont, werden daarbij in het geheel niet genoemd. Kan de Raad daarom de volgende vragen beantwoorden:

Kan de Raad bevestigen dat Estland de richtlijn gelijke behandeling niet heeft omgezet?

Hoe kan het dat dit niet als eis voor toetreding tot de EU is gesteld?

Welke maatregelen zal de Raad in dit verband nemen?

Antwoord

(9 maart 2004)

Hoewel Estland op de meeste beleidsterreinen een hoog niveau van aanpassing aan het acquis heeft bereikt, kan de Raad bevestigen dat Estland de wetgeving op het gebied van gelijke behandeling van vrouwen en mannen nog niet heeft omgezet. In dit verband zij opgemerkt dat dit in het uitgebreid Monitoringverslag van de Commissie van 5 november 2003 over de voorbereidingen van Estland op het lidmaatschap duidelijk als een kwestie van ernstige zorg wordt aangemerkt, en in het verslag wordt opgemerkt dat Estland op dit punt onmiddellijk en resoluut actie moet ondernemen, als het op de datum van toetreding gereed wil zijn. De Raad onderschrijft de analyse van de Commissie op dit punt. Ook moet worden opgemerkt dat aanpassing aan het acquis op het gebied van gelijke kansen een vereiste voor de toetreding is (wat ook geldt voor het EU-acquis in zijn geheel), en dat Estland daartoe de wet op de g endergelijkheid en gelijke behandeling en de wet op arbeidsovereenkomsten dient aan te nemen. Estland moet nu dringend de aanzienlijke vertraging aanpakken die bij de aanneming van deze wetten is opgetreden ten opzichte van het oorspronkelijke tijdschema voor de wetgevingsarbeid.

In het algemeen zij eraan herinnerd dat de Raad heeft gewezen op het belang van het proces van toezicht op de vorderingen bij de voorbereidingen op het EU-lidmaatschap in de tien toetredende landen. Dit is een continu proces, dat doorgaat tot de toetredingsdatum. In dit verband nam de Raad er in zijn zitting van 17 november 2003 nota van dat de Commissie — ten volle gebruik makend van de deskundigheid van de lidstaten — de door de toetredende landen gemaakte vorderingen nauwlettend zal blijven volgen en alle haar ter beschikking staande middelen zal aanwenden om ervoor te zorgen dat de regelgeving en het beleid van de Unie correct worden uitgevoerd. Gezien de taak van de Commissie om de vlotte werking van alle beleidssectoren bij de toetreding en daarna te waarborgen, nam de Raad ook nota van de vastbeslotenheid van de Commissie om, waar nodig, daartoe alle passende maatregelen te nemen. Voorts nam de Raad nota van het voornemen van de Commissie om de Raad volledig en regelmatig op de hoogte te houden van alle resterende punten van zorg, alsook van de passende maatregelen die zij in dit verband zal nemen.