Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3655/03 van Ioannis Marínos (PPE-DE) aan de Commissie. Vervalsing van eurobiljetten en -muntstukken.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3655/03 van Ioannis Marínos (PPE-DE) aan de Commissie. Vervalsing van eurobiljetten en -muntstukken.

3.4.2004

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 84/77


(2004/C 84 E/0082)

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3655/03

van Ioannis Marinos (PPE-DE) aan de Commissie

(9 december 2003)

Betreft: Vervalsing van eurobiljetten en -muntstukken

Volgens berichten in de pers duiken er in de landen van de eurozone regelmatig valse eurobiljetten op. In Griekenland zijn er bovendien al valse muntstukken van 2 EUR aangetroffen. Volgens dezelfde berichten bevindt er zich in Bulgarije een werkplaats waar eurobiljetten worden nagemaakt, en in Turkije een voor valse muntstukken. In Eurobarometer nr. 58 zijn overigens de resultaten van een opiniepeiling bekendgemaakt waaruit blijkt dat een groot deel van de bevolking in de eurozone zich psychologisch nog steeds vereenzelvigt met de oude nationale munten, terwijl de euro verder verantwoordelijk wordt geacht voor afrondingen van de prijzen naar boven toe. Tot slot heeft de Europese centrale bank medegedeeld dat zij, samen met de belangrijkste instanties die bevoegd zijn voor de uitgifte van bankbiljetten, de zogenaamde Groep van centrale banken ter voorkoming van vervalsing („C.B.C.D.G.”) heeft opgericht.

Acht de Commissie de getroffen voorbereidingen voor de invoering van de euro en voor de tijdige voorkoming van vervalsing toereikend?

Antwoord van mevrouw Schreyer namens de Commissie

(2 februari 2004)

Het feit dat de invoering van de euro zo weinig problemen heeft opgeleverd bewijst dat de getroffen voorbereidingen, niet alleen door de Commissie maar door alle partijen, inderdaad toereikend waren. In de Mededeling van de Commissie aan de Europese Raad genaamd Balans van de invoering van de chartale euro(1) wordt het zo geformuleerd: „Dit grote succes is te danken aan de kwaliteit en de uiterste zorgvuldigheid van de voorbereidingen van de lidstaten, de Europese instellingen (ECB en Europese Commissie), de nationale centrale banken, de financiële instellingen, de winkels, de politie en de geldtransporteurs en aan de actieve en enthousiaste deelneming van de burgers, zonder wie het welslagen van de operatie en de snelle verspreiding van de euro niet mogelijk waren geweest.”(2).

De Commissie neemt de publieke perceptie van de introductie van de euro serieus. Zij zal in 2004 haar communicatie over de euro en de Economische en Monetaire Unie intensiveren. Haar inspanningen op dit gebied zullen gedeeltelijk gericht zijn op het ontkrachten van de onjuiste beleving dat de euro tot prijsstijgingen geleid heeft, en gedeeltelijk op de verspreiding van goed nieuws zoals de verlaging van de kosten voor grensoverschrijdende betalingen.

De Commissie, de Europese Centrale Bank (ECB), Europol en de lidstaten hebben een groot aantal maatregelen genomen die gericht zijn op betere bescherming van de eurobiljetten en -munten tegen valsemunterij.

Dit zijn o.a:

Het opzetten van een juridisch kader en mechanismen voor betere samenwerking tussen alle bevoegde autoriteiten op het gebied van de strijd tegen valsemunterij (wetshandhavingsdiensten, centrale banken waaronder die van toetredende en derde landen, ministeries van Financiën enz.) op het niveau van lidstaten en Europese Instellingen;

Verhoging van de straffen voor valsemunterij;

Intensieve training voor alle betrokken partijen, algemeen en gespecialiseerd, op nationaal, communautair en international niveau. Het belangrijkste instrument hiervoor is het specifieke programma Pericles, een programma inzake uitwisselingen, bijstand en opleiding, dat door de Commissie wordt beheerd;

voortdurende controle op de tenuitvoerlegging van specifieke wetgeving door de lidstaten; en zo nodig rapportage en indiening van voorstellen.

De maatregelen op Europees en nationaal niveau om valsemunterij te voorkomen en te bestraffen hebben over het algemeen geleid tot betere bescherming en meer zekerheid voor de burger.

Deze maatregelen zijn genomen vóór de invoering van de eurobiljetten en -munten. Zo is in het bijzonder het mandaat van Europol in 1999 uitgebreid tot de bestrijding van valsemunterij, is de strafrechtelijke bescherming in mei 2000 verbeterd door het vaststellen van minimumsancties en door uitbreiding van de reikwijdte van strafbare feiten(3), en is Verordening (EG) nr. 1338/2001 van de Raad(4) tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij in juni 2001 aangenomen.