Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3818/03 van Stavros Xarchakos (PPE-DE) aan de Commissie. Voorwaarden voor het verwerven van pensioenen in Griekenland.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3818/03 van Stavros Xarchakos (PPE-DE) aan de Commissie. Voorwaarden voor het verwerven van pensioenen in Griekenland.

27.3.2004

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 78/650


(2004/C 78 E/0691)

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3818/03

van Stavros Xarchakos (PPE-DE) aan de Commissie

(12 december 2003)

Betreft: Voorwaarden voor het verwerven van pensioenen in Griekenland

Volgens klachten van gepensioneerden in Griekenland is in alle overige landen van de Unie het hoofdcriterium voor het verwerven van het pensioen het ogenblik waarop zich het zogenaamde „verzekeringsrisico” voordoet, namelijk wanneer de burger een bepaalde leeftijdsgrens overschrijdt waarop zich de normale aan de ouderdom inherente risico's voordoen. Dit is echter niet het geval in Griekenland, waar het bestaan van bepaalde minimumjaren van arbeid (bewezen door bijdragezegels) van een burger als basiscriterium wordt genomen.

De aanklagers stellen dat overal elders in de Europese Unie de burger het recht op pensioen verwerft op het ogenblik dat hij een bepaalde leeftijdsgrens overschrijdt en het bedrag van zijn pensioen volledig evenredig is met het aantal jaren dat hij heeft gewerkt (ook al is dit weinig), hetgeen in Griekenland niet het geval is.

Een van de gevolgen van deze situatie is dat er een groot aantal bejaarde Griekse vrouwen zijn (die geen bijdragezegels kunnen voorleggen aangezien zij zich hun leven lang hebben beziggehouden met de opvoeding van de kinderen en de zorg voor het huis), die geen enkel pensioen ontvangen indien bijvoorbeeld hun echtgenoot een maandelijks pensioen ontvangt van 600 EUR. Algemeen gezien zijn de Griekse pensioenen trouwens de laagste in Europa en er is een zeer grote groep van gepensioneerden (bijna 90 % ) die een maandelijks pensioen ontvangen van minder dan 500 EUR, terwijl nog andere groepen (bijvoorbeeld taxichauffeurs) een pensioen hebben van amper 300 EUR of nog minder.

Kan de Commissie zeggen of de criteria die in Griekenland worden toegepast volledig in overeenstemming zijn met de communautaire wetgeving? Is het zo dat de burgers in de overige landen van de Unie een minimumpensioen krijgen wanneer zich het zogenaamde „verzekeringsrisico” voordoet, d.w.z. wanneer zij een bepaalde leeftijdsgrens overschrijden ongeacht de bijdragebewijzen die zij hebben? Hoeveel bedragen deze minimumpensioenen (cijfers per land) in de overige 14 landen van de Unie? Krijgen de gepensioneerden in de rest van de EU pensioenen die absoluut evenredig zijn aan het (zelfs geringe) aantal bijdragebewijzen wanneer zij een bepaalde leeftijdsgrens overschrijden? Wat is deze leeftijd (cijfers per land) in de overige 14 lidstaten? Is het in overeenstemming met de communautaire wetgeving dat er bejaarde Griekse burgers zijn die absoluut geen recht hebben op pensioen terwijl ze wel bijdragezegels (zij het een gering aantal) kunnen voorleggen? Zouden zij op grond van de EU-wetgeving kunnen eisen dat zij een klein pensioen krijgen dat evenredig is met de bijdragezegels die zij hebben?

Antwoord van mevrouw Diamantopoulou namens de Commissie

(28 januari 2004)

De inrichting van pensioenstelsels valt onder de bevoegdheden van de lidstaten. De communautaire wetgeving inzake sociale bescherming heeft slechts betrekking op een zeer beperkt aantal aspecten ter zake, zoals het recht van mensen te verhuizen van de ene naar de andere lidstaat en gelijke behandeling van mannen en vrouwen (hoewel er nog steeds bepaalde uitzonderingen gelden ten aanzien van de pensioenleeftijd en uitkeringen aan nabestaanden). Er is geen communautaire wetgeving inzake de koppeling tussen premiebetalingen en uitkeringsrechten.

De inrichting van de wettelijke pensioenstelsels loopt in heel de Unie sterk uiteen. Een aantal landen keert een vast pensioen uit bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd (in Denemarken en Nederland is de regeling gebaseerd op verblijf, in Ierland op premies). In de meeste lidstaten worden pensioenen gekoppeld aan verzekerde inkomsten, waarbij er een tendens is dat steeds langere inkomstenperioden in aanmerking worden genomen. Wettelijke pensioenstelsels wijken evenwel in een aantal opzichten af van strikte verzekeringsbeginselen. Zo kan er bijvoorbeeld zijn vastgesteld dat er over een bepaalde minimumperiode premies betaald moeten worden alvorens er een recht op pensioen ontstaat (in sommige gevallen kan dit betekenen dat premies worden betaald zonder dat daar iets tegenover staat in de vorm van uitkeringen). Daartegenover kunnen bepaalde perioden waarin geen premies worden betaald door bijvoorbeeld werkloosheid, ziekte, loopbaanonderbrekingen wegens familieomstandigheden, opleidingsperioden en dergelijke worden aangemerkt als arbeidsperioden die recht geven op pensioen. Bij loon- of premiegere-lateerde wettelijke pensioenstelsels wordt vaak ook een minimumpensioen gegarandeerd.

Nadere bijzonderheden over de kenmerken van nationale pensioenstelsels zijn te vinden in de publicatie „Missoc — Social Protection in the Member States and the European Economic Area”(1) en in het gezamenlijk verslag van de Commissie en de Raad over toereikende en duurzame pensioenen van maart 2003.(2). Dit verslag bevat met name tabellen over de pensioenleeftijd (tabel 7) en over minimuminkomensgaranties voor ouderen (tabel 1).