SCHRIFTELIJKE VRAAG P-3836/03 van Emmanouil Bakopoulos (GUE/NGL) aan de Commissie. BTW voor aanbieders van vervoersdiensten.
SCHRIFTELIJKE VRAAG P-3836/03 van Emmanouil Bakopoulos (GUE/NGL) aan de Commissie. BTW voor aanbieders van vervoersdiensten.
27.3.2004 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | CE 78/655 |
(2004/C 78 E/0697)
SCHRIFTELIJKE VRAAG P-3836/03
van Emmanouil Bakopoulos (GUE/NGL) aan de Commissie
(8 december 2003)
Betreft: BTW voor aanbieders van vervoersdiensten
Het vervoer in de Europese Unie wordt op het punt van de belastingheffing door verschillende regels beheerst. Een Belgische onderneming die vervoersdiensten aanbiedt bijvoorbeeld kan haar klanten naar Athene vervoeren met een bus van een Griekse onderneming, hen vandaar naar Wenen brengen met een Oostenrijkse onderneming, en hen tenslotte naar hun bestemming in Nederland brengen met een Nederlandse busonderneming. Het probleem voor deze aanbieder van vervoersdiensten — die in wezen een pakket aan haar klanten aanbiedt, en daarvoor subcontractanten inschakelt — is de wijze waarop de BTW over een dergelijke prestatie wordt berekend.
Kan de Commissie aangeven hoe, in het genoemde voorbeeld, de BTW moet worden voldaan zodanig dat alle subcontractanten die voor de vervoersprestatie worden ingeschakeld, zich van hun fiscale verplichtingen zien gekweten?
Antwoord van de heer Bolkestein namens de Commissie
(20 januari 2004)
Aangezien de communautaire BTW-wetgeving gebaseerd is op een richtlijn (zesde BTW-richtlijn — Richtlijn 77/388/EEG van 17 mei 1977), is iedere lidstaat zelf verantwoordelijk voor de omzetting van de betrokken bepalingen in nationale wetgeving en de correcte toepassing daarvan op zijn grondgebied. Om deze reden, en vanwege het basisbeginsel van de subsidiariteit, zijn de nationale belastingdiensten de eerst verantwoordelijken voor het informeren van hun belastingplichtigen over de interpretatie en toepassing van de betrokken bepalingen.
Op grond van artikel 9, lid 2, onder b), van de zesde BTW-richtlijn is de plaats van vervoersdiensten de plaats waar het vervoer plaatsvindt, naar verhouding van de afgelegde afstanden. In het genoemde voorbeeld moet iedere individuele lidstaat derhalve zelf bepalen hoe de BTW moet worden geheven en aan welke verplichtingen elke onderaannemer op zijn grondgebied moet voldoen.
De Commissie is zich bewust van de problemen die zich kunnen voordoen bij de belastingheffing van personenvervoersdiensten, en heeft beloofd in het kader van haar „Balans en bijstelling van de prioriteiten van de BTW-strategie”(1) in het derde kwartaal van 2004 de vereenvoudiging van de fiscale verplichtingen voor ondernemers op het gebied van BTW te onderzoeken, en in 2005 het vraagstuk van de plaats van belastingheffing van personenvervoersdiensten.