Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0179/03 van Patricia McKenna (Verts/ALE) aan de Commissie. Richtlijn 97/11/EG van de Raad tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0179/03 van Patricia McKenna (Verts/ALE) aan de Commissie. Richtlijn 97/11/EG van de Raad tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0179/03

van Patricia McKenna (Verts/ALE) aan de Commissie

(30 januari 2003)

Betreft: Richtlijn 97/11/EG van de Raad tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG

In Richtlijn 97/11/EG(1) tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG(2) betreffende milieueffectbeoordeling wordt geen geldigheidsdatum vermeld. Dit betekent dat, wanneer een opdrachtgever de milieueffectbeoordeling heeft afgerond, gedurende onbepaalde tijd kan worden gewacht met het begin van het project.

De gevolgen hiervan zijn tweeledig:

- In de eerste plaats kunnen gedurende de periode tussen de afronding van de milieueffectbeoordeling en het begin van het project, de milieukenmerken veranderen. Wanneer bijvoorbeeld de bevolking van een gebied gedurende een periode van vijf jaar aanzienlijk toeneemt, kan de informatie in de milieueffectbeoordeling achterhaald zijn. De desbetreffende informatie wordt echter in dat geval geacht nog steeds van kracht te zijn.

- Opdrachtgevers die over ruime middelen beschikken kunnen de procedure met betrekking tot de milieueffectbeoordeling voor een aantal projecten afronden en vervolgens gedurende onbepaalde tijd wachten met het begin van de uitvoering. Plaatselijke gemeenschappen zijn dan met handen en voeten gebonden. Afhankelijk van het type project dat is gepland, kan dit negatieve gevolgen hebben voor de economische, sociale en fysieke omstandigheden in de gemeenschap.

Wat is het standpunt van de Commissie met betrekking tot deze zaak?

Heeft de Commissie plannen om de richtlijn te wijzigen teneinde deze maas in het net te sluiten?

(1) PB L 73 van 14.3.1997, blz. 5.

(2) PB L 175 van 5.7.1985, blz. 40.

Antwoord van Mevrouw Wallström namens de Commissie

(6 maart 2003)

Het geachte parlementslid vraagt de opinie van de Commissie over de lengte van de periode die mag verstrijken tussen de afronding van een milieu-effectbeoordeling (MEB) overeenkomstig Richtlijn 97/11/EG van de Raad van 3 maart 1997 tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten en de aanvang van een project.

Volgens het geachte parlementslid kan een opdrachtgever wanneer de milieu-effectbeoordeling is afgerond voor onbepaalde tijd wachten alvorens het project te starten zodat de milieukenmerken kunnen veranderen terwijl de informatie in de milieu-effectbeoordeling nog steeds geldig blijft. Hierdoor is de plaatselijke bevolking met handen en voeten gebonden.

Uit de informatie die werd verstrekt is niet duidelijk of het geachte parlementslid verwijst naar de periode tussen de afronding van de MEB en het verlenen van een vergunning of tussen de afronding van de MEB en het verlenen van de vergunning en de feitelijke aanvang van het project.

Krachtens de richtlijn moet eerst een MEB worden uitgevoerd alvorens toestemming kan worden verleend voor projecten die vermoedelijk belangrijke gevolgen zullen hebben voor het milieu. Noch voor de tussenliggende periode noch voor de periode tussen het verlenen van toestemming en de aanvang van het project is een tijdslimiet bepaald. Dit wordt overgelaten aan oordeel van de Lidstaten die in veel gevallen dan ook zelf een termijn hebben bepaald voor één of beide van deze perioden. In sommige Lidstaten bestaan bovendien bevoegdheden om recente informatie te eisen of een nieuw milieu-effectrapport of kunnen voorwaarden worden gehecht aan vergunningen.

Wanneer geen tijdslimiet is bepaald kunnen zich vertragingen voordoen tussen de tenuitvoerlegging van de MEB en het verlenen van de vergunning en tussen het verlenen van de vergunning en de aanvang van het project. In het eerste geval moet de MEB bepalen en beoordelen

welke effecten een project vermoedelijk heeft voor het milieu. Wanneer het milieu veranderingen heeft ondergaan sedert het tijdstip waarop de beoordeling werd uitgevoerd en het tijdstip waarop de vergunning werd verleend ligt het voor de hand dat de beoordeling eventueel moet worden bijgewerkt of dienovereenkomstig uitgebreid, rekening houdend met de legitieme verwachtingen van het publiek en het principe van degelijk bestuur. Tijdens de procedure voor het verlenen van een vergunning dient dan ook rekening te worden gehouden met nieuwe informatie die betrekking heeft op eventuele belangrijke gevolgen van het project voor het milieu.

In de richtlijn is echter geen termijn vermeld waarbinnen het project moet worden gestart wanneer zich een verandering heeft voorgedaan van de milieukenmerken nadat een vergunning is verleend. Hierbij moet echter wel worden benadrukt dat de richtlijn eist dat alle factoren die vermoedelijk belangrijke gevolgen zullen hebben voor het milieu worden beoordeeld en dat hiermee in de vergunningsprocedure rekening wordt gehouden.

De Commissie is niet van plan de richtlijn in dit stadium te wijzigen doch zou dit punt in een toekomstige wijziging in overweging kunnen nemen.