SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0191/03 van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Raad. Het in toenemende mate presenteren van Amerikaanse criteria voor toelating of weigering van nieuwe lidstaten door de Europese Unie.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0191/03 van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Raad. Het in toenemende mate presenteren van Amerikaanse criteria voor toelating of weigering van nieuwe lidstaten door de Europese Unie.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0191/03
van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Raad
(31 januari 2003)
Betreft: Het in toenemende mate presenteren van Amerikaanse criteria voor toelating of weigering van nieuwe lidstaten door de Europese Unie
1. Blijft de Raad van oordeel dat naast Slovenië ook de andere staten die in de westelijke Balkan zijn ontstaan uit de voormalige Joegoslavische Federatie de mogelijkheid moet worden geboden om binnen de op alle kandidaat-lidstaten toegepaste Kopenhagen-criteria desgewenst lid te worden van de EU?
2. Kan de Raad bevestigen dat de Amerikaanse speciale gezant voor oorlogsmisdaden, Pierre-Richard Prosper thans de westelijke Balkanstaten bezoekt en daarbij van de staten Bosnië-Herzegovina en Servië verlangt dat zij de voormalige president en de voormalige legerleider van de Servische Republiek in Bosnië uitleveren aan het Joegoslavië-Tribunaal in Den Haag?
3. Zijn aan de Raad berichten bekend volgens welke deze in vraag 2 bedoelde staten door de speciale gezant niet alleen worden bedreigd met vermindering van de Amerikaanse financiële bijdragen en tegenwerking bij het verwerven van het lidmaatschap van internationale organisaties waarvan de VS zelf deel uitmaken, indien zij niet tijdig slagen in uitlevering, maar ook met weigering van het lidmaatschap van de EU?
4. Is de Raad het met mij eens dat een bestraffing van oorlogsmisdadigers, hoe wenselijk ook, geen afzonderlijke voorwaarde is die een land buiten de EU kan opleggen alvorens toelating tot de EU mogelijk wordt?
5. Is het de Raad opgevallen dat de VS zich al eerder bemoeiden met de toelating van nieuwe lidstaten van de EU door in afwijking van de uitgezette koers aan te dringen op snelle en onvoorwaardelijke toelating van Turkije?
6. Waaraan ontleent de VS de bevoegdheid om de indruk te wekken dat zij enig beslissingsrecht heeft over toelating van nieuwe lidstaten tot de EU?
7. Heeft u het voornemen de VS te laten weten dat de toelating van nieuwe lidstaten uitsluitend de gezamenlijke bevoegdheid is van de EU zelf, haar lidstaten en de kandidaat-lidstaten, en op geen enkele wijze die van machten buiten Europa?
Bron: De Nederlandse editie van het dagblad Metro d.d. 20 januari 2003.
Antwoord
(21 juli 2003)
1. Het Europese perspectief van de landen van de Westelijke Balkan (mogelijke kandidaten voor toetreding) is in het licht van de conclusies van de Europese Raad van Feira van 19-20 juni 2000 bevestigd tijdens de Top van Zagreb in november 2000. De Europese Raad van Kopenhagen van 12-13 december 2002 heeft pas nog de criteria voor lidmaatschap gememoreerd die in juni 1993 zijn omschreven tijdens de Europese Raad van Kopenhagen en heeft daarbij het Europese perspectief van de landen van de Westelijke Balkan herbevestigd.
2. De Europese Unie hecht zeer veel belang aan de uitlevering van Radovan Karadjic, Ratko Mladic en generaal Gotovina aan het ICTY. Wat het standpunt van de VS betreft, zou het geachte parlementslid zijn vraag rechtstreeks aan de bevoegde autoriteiten moeten richten.
3. De Raad is ervan op de hoogte dat het Amerikaans Congres in zijn wet inzake buitenlandse hulp voor 2003 een bijzondere clausule heeft opgenomen waarbij de steun aan Servië voor een bedrag van 110 miljoen dollar feitelijk tot 15 juni bevroren wordt. Dit zal ongedaan worden gemaakt zodra minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell het Congres meedeelt dat Servië heeft voldaan aan de voorwaarden inzake samenwerking met het ICTY.
4. De Raad is niet op de hoogte van bedreigingen door de speciale gezant, de heer Prosper, met betrekking tot het uiteindelijke EU-lidmaatschap van die landen, maar is er wel van in kennis gesteld dat de Verenigde Staten er veel belang aan hechten dat zij en de EU in verband met de volledige medewerking met het ICTY dezelfde taal spreken.
De Raad herhaalt dat alle landen en partijen van de Westelijke Balkan ten volle moeten samenwerken met het ICTY, omdat verdere toenadering tot de EU hiermee staat of valt.
Tenslotte zou de Raad het geachte parlementslid erop willen wijzen dat de verzoeken om lid te mogen worden van de Europese Unie uitsluitend worden behandeld overeenkomstig artikel 49 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat het beginsel van de autonome besluitvorming van de Europese Unie bevestigt.