SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0572/03 van Luigi Vinci (GUE/NGL) aan de Raad. EU-Mexico en zaak Digna Ochoa.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0572/03 van Luigi Vinci (GUE/NGL) aan de Raad. EU-Mexico en zaak Digna Ochoa.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0572/03
van Luigi Vinci (GUE/NGL) aan de Raad
(28 februari 2003)
Betreft: EU-Mexico en zaak Digna Ochoa
Op 19 oktober 2001 is in Mexico-stad de beroemde advocate Digna Ochoa y Placido, die wereldwijd bekend was om haar strijd voor de mensenrechten, vermoord. De behandeling van de zaak Digna Ochoa heeft veel stof doen opwaaien, en in het bijzonder de pogingen om het onderzoek in de doofpot te stoppen. Dit onderzoek was in handen van vice-procureur Sales Heredia, die zich wegens klachten van de Mexicaanse maatschappelijke organisaties gedwongen zag zijn functie neer te leggen.
Vindt de Raad het niet nodig, gezien het grensoverschrijdende belang van de zaak Digna Ochoa, het verloop van het proces met betrekking tot de moord op Digna Ochoa y Placido op de voet te blijven volgen? Wat is zijn standpunt terzake?
Vindt de Raad niet dat deze zaak tijdens alle contacten tussen de EU en Mexico ter sprake gebracht moet worden, mede gelet op het feit dat het tussen de EU en Mexico gesloten verdrag een democratische clausule bevat, waarop men zich zonder twijfel kan beroepen om de nodige politieke druk uit te oefenen, opdat op korte termijn beslist een einde gemaakt wordt aan de mensenrechtenschendingen in Mexico?
Antwoord
(22 juli 2003)
1. Gememoreerd wordt dat de Europese Unie in een verklaring van 29 oktober 2001 een krachtige veroordeling heeft uitgesproken van de moord op mevrouw Digna Ochoa y Plácido, een erkend strijdster voor de rechten van de mens in Mexico. Bij dezelfde gelegenheid sprak de EU haar overtuiging uit dat de Mexicaanse regering haar inspanningen op het gebied van de verdediging en bescherming van de rechten van de mens en voor de vrijwaring van de fysieke integriteit van mensen die voor die rechten strijden, zou voortzetten. De Europese Unie hoopte tevens dat de moord op mevrouw Ochoa y Plácido snel zou worden opgehelderd en dat de schuldigen zouden worden gevonden en voor de rechter gebracht.
De Mexicaanse autoriteiten hebben bij verscheidene gelegenheden, wanneer dit punt aan de orde werd gesteld, verklaard dat het onderzoek naar de moord op mevrouw Ochoa nog gaande was, tot dusver zonder opmerkelijke resultaten. De Raad van de EU bevestigt opnieuw dat hij deze zaak op de voet zal blijven volgen.
2. De Raad heeft bij verscheidene gelegenheden de mensenrechtensituatie in Mexico besproken en zijn ongerustheid hierover uitgesproken. In hun contacten met de Mexicaanse autoriteiten hebben de vertegenwoordigers van de EU en van de lidstaten herhaaldelijk aangelegenheden in verband met de bescherming van de mensenrechten aan de orde gesteld en hun bezorgdheid over verschillende aspecten van dit vraagstuk uitgesproken.
Gememoreerd wordt dat de mensenrechtensituatie in Mexico diepgaand besproken is tijdens de laatste vergadering in het kader van de politieke dialoog EU-Mexico op het niveau van de hoge ambtenaren die op 3 oktober 2002 in Puebla (Mexico) plaatsvond. Bij die gelegenheid toonden de vertegenwoordigers van de EU zich ongerust over enkele specifieke gevallen van schending van mensenrechten in Mexico, waaronder het door het geachte parlementslid genoemde geval. Er werd met name gewezen op de intimidatie, bedreigingen met de dood en aanvallen die gericht zijn tegen personen en organisaties die werkzaam zijn op het gebied van de verdediging van de mensenrechten in Mexico. Bij dezelfde gelegenheid herinnerde de EU eraan dat zij bereid is tot verdere samenwerking met de Mexicaanse autoriteiten op dit gebied. Tijdens de vergadering van de Gemengde Commissie EU-Mexico, die op dezelfde dag plaatsvond, kwamen de partijen overeen hun samenwerking op het specifieke gebied van mensenrechten en democratie te intensiveren.
De Europese Unie heeft dit vraagstuk ter sprake gebracht tijdens de Gezamenlijke Raad EU-Mexico die is gehouden in Vouliagmeni op 27 maart 2003. Tot slot van deze ontmoeting hebben de delegaties duidelijk gemaakt dat zij sterk gehecht zijn aan het universele karakter van de mensenrechten en hebben zij benadrukt dat het hier gaat om een gedeelde verantwoordelijkheid van de internationale gemeenschap. Zij hebben zich ertoe verbonden de nodige maatregelen te treffen om de erkenning daarvan op mondiaal niveau te versterken.