SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0636/03 van Baroness Sarah Ludford (ELDR) aan de Raad. Voorwaarden voor de opvang van asielzoekers.
SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0636/03 van Baroness Sarah Ludford (ELDR) aan de Raad. Voorwaarden voor de opvang van asielzoekers.
SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0636/03
van Baroness Sarah Ludford (ELDR) aan de Raad
(26 februari 2003)
Betreft: Voorwaarden voor de opvang van asielzoekers
Het Britse High Court (Hooggerechtshof) oordeelde op 19 februari 2002 dat de toepassing van sectie 55, lid 1 van de Britse Nationality, Immigration and Asylum Act (wet inzake nationaliteit, immigratie en asiel) van 2002 in strijd is met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Krachtens deze bepaling mag de Britse regering voedsel en onderdak onthouden aan asielzoekers
die hun aanvraag niet zo snel als redelijkerwijs mogelijk indienen. Het Hof besliste dat het onthouden van voedsel en onderdak een schending is van de mensenrechten van de asielaanvrager en een overtreding van het verbod op onmenselijke en vernederende behandeling, als het risico bestaat dat de asielzoeker in armoede vervalt en zijn gezondheid in gevaar komt.
Aangezien de formulering van deze Britse wet identiek is aan die in Artikel 16, lid 2 van Richtlijn 2003/9/EG(1) van de Raad tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers, bestaat de kans dat andere lidstaten het EVRM schenden als ook zij automatisch hun steun onthouden als de aanvraag te laat is ingediend. Zal het voorzitterschap van de Raad, gezien het belang van een uniforme toepassing van de EU-wetgeving, er voor zorgen dat alle lidstaten het advies volgen van deze Britse uitspraak zodat asielzoekers geen armoede hoeven te lijden?
(1) PB L 31 van 6.2.2003, blz. 18.
Antwoord
(13 mei 2003)
Zoals het geachte parlementslid in haar vraag in herinnering brengt, heeft de Raad op 27 januari 2003 Richtlijn 2003/9/EG aangenomen tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten(1).
Artikel 26 bepaalt dat de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om uiterlijk op 6 februari 2005 aan deze richtlijn te voldoen.
De Raad heeft begrepen dat de Britse regering beroep heeft aangetekend tegen de beslissing van het Hooggerechtshof van 19 februari 2002, waaraan het geachte parlementslid refereert.
De Raad herinnert het geachte parlementslid eraan dat, overeenkomstig artikel 211 VEG, de Commissie toeziet op de toepassing van de bepalingen van het Verdrag, en dat overeenkomstig artikel 67, lid 5 VEG, als vastgesteld bij het Verdrag van Nice, eventuele wijzigingen van Richtlijn 2003/9/EG volgens de procedure van artikel 251 worden vastgesteld, d.w.z. uitsluitend op voorstel van de Commissie.
(1) PB L 31 van 6.2.2003, blz. 18.