Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1544/03 van Carlos Westendorp y Cabeza (PSE) aan de Raad. Regeling voor de handel in broeikasgasuitstootrechten.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1544/03 van Carlos Westendorp y Cabeza (PSE) aan de Raad. Regeling voor de handel in broeikasgasuitstootrechten.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1544/03

van Carlos Westendorp y Cabeza (PSE) aan de Raad

(7 mei 2003)

Betreft: Regeling voor de handel in broeikasgasuitstootrechten

De voorgestelde richtlijn tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasuitstootrechten zou bij inwerkingtreding zeer ernstige gevolgen kunnen hebben voor bepaalde sectoren omdat geen rekening wordt gehouden met zo belangrijke aspecten als:

1. het feit dat bepaalde bedrijven productie-eenheden hebben in meerdere Europese landen die verschillende en zelfs onderling tegenstrijdige maatregelen zouden kunnen nemen,

2. indirecte uitstoot die plaatsvindt buiten de installaties van een bedrijf, maar wel te wijten is aan energiebronnen die in het bedrijf worden gebruikt (zoals hoogovengassen),

3. verstoring van de mededinging tussen sectoren en landen,

4. de overdracht van rechten die samengaat met de overbrenging van productiecapaciteit als gevolg van de sluiting van vestigingen van eenzelfde concern.

Met name in het geval van de staalindustrie betekent dit dat de speelruimte die bedrijven hebben om zich aan te passen aan de richtlijn ernstig beperkt wordt, bijvoorbeeld doordat het onmogelijk is de kostenverhoging door te berekenen (klein aantal klanten en grondstofleveranciers), er maar twee procédés voor de productie van staal zijn (hoogoven en elektro-oven, die beide rechtstreeks betroffen zijn door de richtlijn) en hoogovengassen worden gerecycleerd (beperkt de CO2-uitstoot door de productie van energie, terwijl de rechten hiervoor vreemd genoeg niet worden toegekend aan de industrie maar aan de energiebedrijven).

Houdt de Raad met deze overwegingen rekening om te voorkomen dat de herstructurering van een sector die zich eindelijk op communautair niveau begint te consolideren, in gevaar komt?

Antwoord

(2 oktober 2003)

De Raad heeft op 18 maart 2003 een gemeenschappelijk standpunt inzake de richtlijn tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasuitstootrechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG vastgesteld. Met die richtlijn wordt een evenwicht bereikt tussen de voordelen van een communautaire regeling en het subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel, en tegelijk op een kosteneffectieve manier een bijdrage geleverd aan de naleving van de verbintenissen van zowel de Gemeenschap als de lidstaten in het kader van het Kyoto-protocol.

De hoofddoelstellingen van het gemeenschappelijk standpunt zijn, onder meer, te zorgen voor de goede werking van de interne markt en concurrentieverstoringen te voorkomen. Het gemeenschappelijk standpunt bevat de communautaire bepalingen betreffende de toewijzing van emissierechten die nodig zijn om die doelstellingen te verwezenlijken. Zo bepalen de lidstaten bijvoorbeeld, overeenkomstig hun respectieve verplichtingen m.b.t. de reductie van broeikasgasemissies, de totale hoeveelheid toe te wijzen uitstootrechten, op basis van een aantal gemeenschappelijke criteria die ten doel hebben om ervoor te zorgen dat alle deelnemers aan de regeling gelijke kansen krijgen.

Net als het Kyoto-protocol is het gemeenschappelijk standpunt gericht op directe uitstoot.

Het gemeenschappelijk standpunt maakt overdrachten van uitstootrechten tussen exploitanten binnen een lidstaat of tussen lidstaten mogelijk, en bevat geen beperkingen die verder gaan dan die van het Kyoto-protocol en de krachtens dat protocol genomen besluiten, waarbij de initiële uitstootrechten worden toegewezen aan exploitanten en niet aan installaties.

Concluderend kan worden gesteld dat de instelling van een communautaire markt voor emissierechten niet kan worden beschouwd als een belemmering voor de herstructurering van de staalsector.