Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1685/03 van Brigitte Langenhagen (PPE-DE) aan de Commissie. Digitale tachograaf.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1685/03 van Brigitte Langenhagen (PPE-DE) aan de Commissie. Digitale tachograaf.

6.2.2004 || NL || Publicatieblad van de Europese Unie || C NaN/154

Betreft:   

Digitale tachograaf

Bij verordening nr. 2135/98 (1) werd besloten tot de invoering van een nieuwe generatie digitale tachografen in de Europese Unie. Eerst door de aanneming en publicatie van de technische specificaties in bijlage 1B kan genoemde verordening in werking treden. Dit geschiedde door middel van verordening nr. 1360/2002 (2).

In de basisverordening nr. 2135/98 zijn bepaalde termijnen voor de invoering van de digitale tachograaf vastgelegd. Deze termijnen beginnen te lopen op de dag van de publicatie van verordening nr. 1360/2002. Zij betreffen de inbouw van een digitale tachograaf in nieuwe voertuigen (24 maanden volgens artikel 2, lid 1 a), de afgifte van bestuurderskaarten door de lidstaten (21 maanden volgens artikel 2, lid 2), alsmede de EG-goedkeuring (12 maanden volgens artikel 2, lid 3).

Hoe beoordeelt de Commissie op dit moment de naleving van deze termijnen? Hoe beoordeelt zij de situatie ten aanzien van de EG-goedkeuring en? Welke maatregelen zal zij nemen indien vóór 5 augustus 2003 nog geen goedkeuring is verleend? Wanneer zal de Commissie de medebeslissingsprocedure tot vaststelling van nieuwe termijnen inleiden, overeenkomstig artikel 2, lid 3 van verordening nr. 2135/98, voor geval reeds vóór 5 augustus 2003 vaststaat dat de goedkeuring er niet op tijd komt? Welke alternatieve oplossingen overweegt de Commissie om te zorgen voor een spoedige daadwerkelijke invoering van de digitale tachograaf? Hoe beoordeelt de Commissie de situatie wat betreft de afgifte, binnen de gestelde termijn, van de tachograafkaarten in alle lidstaten van de EU?

De procedure voor typegoedkeuring is beschreven in bijlage 1B van Verordening (EG) nr. 1360/2002 van de Commissie van 13 juni 2002 betreffende de zevende aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer (). Een typegoedkeuringscertificaat kan slechts worden verleend indien een fabrikant in het bezit is van een beveiligingscertificaat, een functiecertificaat en een interoperabiliteitscertificaat. Om een interoperabiliteits-certificaat te verkrijgen dienen de fabrikanten een uitzonderlijke procedure te volgen die meerdere maanden in beslag kan nemen. Tot dusver heeft geen enkele fabrikant van tachografen en kaarten een begin gemaakt met de interoperabiliteitsprocedure. Waarschijnlijk zal er dus op 5 augustus 2003 (12 maanden na de bekendmaking van Verordening (EG) nr. 1360/2002 van de Commissie) geen typegoedkeuringscertificaat zijn. De Commissie verwacht evenwel dat de eerste typegoedkeuring voor het einde van het jaar zal worden verleend.

De indiening door de Commissie van een voorstel voor verlenging van de uitvoeringstermijnen zou naar alle waarschijnlijkheid de invoering van de digitale tachograaf aanzienlijk vertragen. Gezien het kennelijke geknoei met de huidige analoge tachograaf, met alle negatieve gevolgen voor de verkeersveiligheid, is de Commissie van mening dat de digitale tachograaf zo spoedig mogelijk moet worden ingevoerd. De Commissie is dan ook van plan de situatie opnieuw te bezien, wanneer de eerste fabrikanten later in 2003 een typegoedkeuring hebben verkregen.

Teneinde de lidstaten te helpen de digitale tachograaf voor 5 augustus 2004 in te voeren, steunt de Commissie twee projecten.

Het eerste project, dat uitgaat van het Franse ministerie voor infrastructuur, vervoer en huisvesting, heeft betrekking op de afgifte van tachograafkaarten. De tijdige afgifte van tachograafkaarten is van het allergrootste belang voor de succesvolle invoering van de digitale tachograaf. Een van de essentiële onderdelen van dit project is TACHOnet, een systeem dat de uitwisseling van gegevens tussen nationale overheidsdiensten die met de afgifte van tachograafkaarten zijn belast, mogelijk maakt alsook de handhaving van rij- en rusttijden van beroepschauffeurs. De ontwerpfase van TACHOnet is onlangs beëindigd. De lidstaten gaan thans over tot de uitvoeringsfase.

Het tweede project, dat uitgaat van de Zweedse nationale verkeersadministratie, heeft betrekking op implementatiekwesties in een meer algemene zin, zoals goedkeuringsvoorwaarden en instructies voor werkplaatsen, aanbevelingen voor vervoerbedrijven inzake gegevensbeheer en voor controlediensten met betrekking tot controles in het verkeer en bij bedrijven.

Deze projecten zullen mede de lidstaten daadwerkelijk in staat stellen de digitale tachograaf in te voeren.

(1)  PB L 274 van 9.10.1998, blz. 1.

(2)  PB L 207 van 5.8.2002.

(2)  PB L 207 van 5.8.2002.

Betreft:   

Gevolgen voor het milieu van de aanleg van de wegdelen Arenas-Molledo, Pesquera-Reinosa en Molledo-Pesquera van de autosnelweg tussen Cantabrië en Midden-Spanje

Het tracé van de autosnelweg tussen Cantabrië en Midden-Spanje en vooral de wegdelen Arenas-Molledo, Pesquera-Reinosa en Molledo-Pesquera heeft onder aanwonenden, actiegroepen en de burgerij in het algemeen grote ongerustheid gezaaid, omdat bij de aanleg geen rekening wordt gehouden met de natuur, met name in het nationale natuurreservaat Saja, en een belangrijk deel van het historische erfgoed van het gebied wordt verwoest. Er hebben zich tal van onregelmatigheden voorgedaan, zoals het doorgaan met de aanleg van het wegdeel Arenas-Molledo voordat het Directoraat-generaal milieukwaliteit en effectbeoordeling een uitspraak had gedaan, en de bezetting van landgoederen zonder dat de grond eerst was onteigend.

De uitgevoerde milieueffectstudies waren niet erg grondig en de aanleg van het wegstuk Corrales-Arenas de Iguña heeft zeer ernstige gevolgen gehad, zoals het verdwijnen van de monte Fresneda, de Muriago-beek en de Romeinse heirweg.

Is de Commissie op de hoogte van de bovengenoemde feiten? Welke maatregelen zal zij nemen om de toepassing van de Commissie milieuwetgeving in het geval dat ons bezighoudt te verzekeren, met name richtlijn 85/337/CEE (1) betreffende de milieueffectbeoordeling en richtlijn 92/43/CEE (2) inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna?

De door het geachte parlementslid aangehaalde feiten in verband met het autosnelwegproject Cantabria - Meseta zijn de Commissie bekend.

Met betrekking tot deze weg werd namelijk in 1997 al een klacht ingediend wegens onjuiste toepassing van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (3), gewijzigd bij Richtlijn 97/11/EG (4).

Bij de behandeling van dit dossier heeft de Commissie geconstateerd dat de Spaanse autoriteiten een milieueffectrapportage hadden uitgevoerd overeenkomstig voornoemde richtlijn en aan de klacht is dus verder geen gevolg gegeven.

De klagers hebben onlangs hun bezorgdheid geuit over een aantal wijzigingen in het tracé van de betrokken weg.

Wijzigingen in het tracé van een autosnelweg vallen onder bijlage II, punt 12, van Richtlijn 85/337/EEG. De in deze bijlage genoemde projecten zijn die welke zijn bedoeld in artikel 4, lid 2, van de richtlijn en worden bijgevolg aan een rapportage onderworpen indien de lidstaten van oordeel zijn dat hun kenmerken zulks noodzakelijk maken.

Deze richtlijn is van procedurele aard en verplicht de lidstaten een milieueffectrapportage uit te voeren voor projecten die schadelijk gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Na afronding van het onderzoek besluit de bevoegde instantie of het project al dan niet wordt uitgevoerd. De Commissie is echter niet gerechtigd de betrokken lidstaat een concreet tracé voor te schrijven. De keuze daarvan behoort tot de exclusieve bevoegdheid van de nationale instanties.

Volgens de beschikbare informatie doorkruist of nadert het tracé van de autoweg geen enkele door de Spaanse autoriteiten krachtens Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 (5) als gebied van communautair belang voorgestelde locatie.

Bijgevolg is de Commissie, mede rekening houdend met het feit dat het autowegproject volgens de geëigende procedure aan een milieueffectrapportage is onderworpen overeenkomstig de desbetreffende richtlijn, niet bevoegd te interveniëren, daar zij geen inbreuk op de communautaire wetgeving heeft kunnen vaststellen.

(1)  PB L 175 van 5.7.1985, blz. 40.

(2)  PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.

(3)  PB L 175 van 5.7.1985.

(4)  PB L 73 van 14.3.1997.

(5)  PB L 206 van 22.7.1992.