Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1929/03 van Lennart Sacrédeus (PPE-DE) aan de Raad. Volksverhuizingen in de olierijke gebieden van Sudan.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1929/03 van Lennart Sacrédeus (PPE-DE) aan de Raad. Volksverhuizingen in de olierijke gebieden van Sudan.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1929/03

van Lennart Sacrédeus (PPE-DE) aan de Raad

(13 juni 2003)

Betreft: Volksverhuizingen in de olierijke gebieden van Sudan

De bloedige burgeroorlog in Sudan heeft twee miljoen slachtoffers geëist. Vier miljoen mensen zijn huis en haard ontvlucht. De European Coalition on Oil in Sudan, de ECOS, een netwerk van 70 Europese organisaties op overwegend christelijke en kerkelijke grondslag, wijst erop dat tienduizenden Sudanezen zijn gedwongen te vluchten uit Reweng County in het westelijke Boven-Nijlgebied als gevolg van conflicten rondom de oliewinning en met medeweten van oliemaatschappijen. Een groot deel van de inkomsten die de olie in Sudan oplevert, wordt voor militaire doeleinden uitgegeven. Slechts 2 % van de begroting van Sudan gaat naar de gezondheidszorg, terwijl 48 % wordt besteed aan het militaire apparaat en de politie, bijvoorbeeld aan de aankoop van Russische jachtvliegtuigen van het type Mig 29, Mi 24-aanvalshelicopters en T 72-tanks.

Welke maatregelen neemt de EU via de Raad om invloed op de Sudanese regering en de oliemaatschappijen uit te oefenen opdat er een einde komt aan deze bewuste volksverhuizing uit de olierijke delen van het land? Wat doet de EU om landen ertoe te bewegen af te zien van de verkoop van geavanceerd technologisch oorlogsmaterieel aan de strijdende partijen in Sudan?

Antwoord

(7 oktober 2003)

De EU is zich ervan bewust dat in het olierijke zuiden van Soedan hevig gevochten is tussen het regeringsleger en het SPLA. Zoals het geachte parlementslid opmerkt, heeft deze escalatie in sommige gevallen ernstige gevolgen voor de bevolking gehad en humanitaire hulpverleners de toegang tot het zuiden belemmerd. De EU heeft haar diepe zorg over deze onaanvaardbare situaties tot uitdrukking gebracht, en ertoe opgeroepen om de internationale hulporganisaties vrije, directe en onbeperkte toegang te verlenen wanneer de burgerbevolking direct of indirect door het conflict wordt getroffen. Voorts heeft de EU gewezen op het humanitaire beginsel van de bescherming van de burgerbevolking tegen de gevolgen van militaire acties, en beide strijdende partijen opgeroepen tot onmiddellijke uitvoering van de in het kader van de Technische Commissie Humanitaire Hulp (TCHA) gesloten overeenkomst van 15 december 1999 betreffende de toepassing van de beginselen inzake de bescherming en verstrekking van humanitaire hulp aan door de oorlog getroffen burgers.

In het kader van de regelmatige dialoog die de EU met zowel de regering van Soedan als het SPLM/A voert, benadrukt de EU dat beide partijen de humanitaire basisbeginselen en de rechten van de mens moeten eerbiedigen.

Sinds de opschorting van de samenwerking met Soedan in 1990 heeft de EU haar hulp beperkt tot humanitaire activiteiten, noodhulp en voedselhulp. In december 2000 heeft de EU het zogenaamde humanitair plus-programma op touw gezet, dat verder gaat dan de strikt humanitaire aanpak en ook gericht is op de herstelbehoeften in de meer stabiele gebieden in Noord- en Zuid-Soedan.

Ten vervolge op de ondertekening, in juli vorig jaar, van de overeenkomst van Machakos heeft de EU in haar betrekkingen met Soedan voorrang gegeven aan de bevordering van een algehele vredesregeling, mede ter verbetering van de situatie van in eigen land ontheemden en ter bevordering van hun terugkeer en hervestiging in hun gebied van oorsprong.

De Raad heeft geen concrete informatie over de levering van duur, geavanceerd wapentuig aan de oorlogvoerende partijen in Soedan, maar herinnert eraan dat het besluit van de Raad van 15 maart 1994 met betrekking tot de instelling van een embargo op wapens, munitie en militaire uitrusting ten aanzien van Soedan, nog van kracht is.