Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2020/03 van Sérgio Marques (PPE-DE) aan de Commissie. Steunregeling producenten visserijsector.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2020/03 van Sérgio Marques (PPE-DE) aan de Commissie. Steunregeling producenten visserijsector.

6.2.2004 || NL || Publicatieblad van de Europese Unie || C NaN/202

Betreft:   

Steunregeling producenten visserijsector

In 1992 is met het oog op de afgelegen en geïsoleerde ligging van de ultraperifere regio's een steunregeling voor de producenten in de betrokken visserijsectoren in het leven geroepen. Uit hoofde van deze regeling wordt compensatie geboden voor de bijkomende kosten voor de afzet en het vervoer waarmee deze producenten geconfronteerd worden door het ontbreken van regionale markten in de nabijheid en de hoge kosten van het vervoer van deze regio's naar het vasteland.

In respectievelijk 1994, 1995 en 1998 zijn nieuwe verordeningen vastgesteld teneinde deze oorspronkelijke regeling voort te zetten. In artikel 6 van de laatste verordening (verordening (EG) 1587/98 (1)), die geldig was tot 31 december 2002, is bepaald dat de Commissie voor 1 juni 2001 een uitvoeringsverslag diende voor te leggen. De Commissie achtte het echter noodzakelijk de gevolgen van de genomen maatregelen evenals de bijkomende kosten waarmee de ondernemingen in de visserijsector door hun ultraperifere ligging geconfronteerd worden, nader te bestuderen en tevens rekening te houden met het debat over de herziening van het GVB. Derhalve heeft zij voorgesteld de presentatie van het verslag uit te stellen tot 1 juni 2002 en dientengevolge verordening 1587/98 met nog een jaar, tot 31 december 2002, te verlengen. Aan dit voorstel van de Commissie (dat gebaseerd was op artikel 37 evenals artikel 299 van het Verdrag) hebben zowel de Raad als het Europees Parlement hun goedkeuring gehecht.

De Commissie deelt het geachte parlementslid het volgende mee:

- || Het verslag over de toepassing van de regeling voor de compensatie van de meerkosten die bij de afzet van bepaalde visserijproducten van de ultraperifere gebieden zijn vastgesteld zou in de loop van het derde kwartaal van 2003 worden goedgekeurd.

- || Daarnaast werkt de Commissie momenteel aan een voorstel voor een verordening van de Raad tot invoering van een regeling voor de compensatie van de meerkosten met terugwerkende kracht tot 1 januari 2003 en zonder beperking in de tijd.

- || De Commissie heeft in haar voorstellen altijd voorzien in een onbepaalde looptijd voor deze regeling, mits om de vier jaar een verslag over de uitvoering van de regeling wordt overgelegd. De Raad heeft bij de opeenvolgende onderhandelingen echter altijd een beperking in de tijd voor de toepassing van deze regeling vastgesteld.

(1)  PB L 208 van 24.7.1998, blz. 1.

Betreft:   

Veiligheid van het vervoer van wapens en explosieven

Op 30 mei ll. werden in Frankrijk 370 pistolen gestolen tijdens een transport van Duitsland naar Spanje, waarbij in geen enkele vorm van speciale bescherming was voorzien. Naar verluidt bestaat er geen enkele nationale of communautaire wetgeving die de naleving van minimale veiligheidsregels of politiële bescherming tijdens het vervoer van dit soort materiaal, dat in handen kan vallen van terroristen of misdadigers, voorschrijft.

In landen zoals Frankrijk bestaat er integendeel een wet die het vervoer van voor niet-Franse politieagenten bestemde wapens regelt en beperkt, en het recht van niet-Franse politieagenten om wapens te dragen beperkt tot 10 kilometer over de grens, in geval van vervolging van een gevaarlijke misdadiger. Alleen om de veiligheid van prominente personen te garanderen mogen deze politieagenten een wapen dragen op het hele Franse grondgebied, maar in dat geval is voorzien in een ingewikkelde procedure via geaccrediteerde ambassades.

De situatie is absurd: er bestaan wettelijke regels voor het vervoer van wapens door politieagenten, maar niet voor het vervoer van wapens met een commercieel oogmerk. Is de Commissie niet van oordeel dat moet worden voorzien in de nodige regelgeving terzake, teneinde te voorkomen dat wapens of explosieven worden gestolen, zoals de laatste jaren al vaak is gebeurd in de Europese Unie, met name in Frankrijk, en aldus de veiligheid van de burgers te waarborgen en terrorisme, misdadigheid en illegale wapenhandel beter te bestrijden?

Is de Commissie van plan terzake een voorstel in te dienen?

De Commissie herinnert er in de eerste plaats aan dat Richtlijn 91/477/EEG van de Raad van 18 juni 1991 (1) inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens voor civiel gebruik in artikel 11 in geval van overbrenging precieze formaliteiten vaststelt betreffende de informatie die aan de autoriteiten van de lidstaten moet worden meegedeeld, en betreffende de nodige vergunningen.

De veiligheid van het commerciële vervoer van vuurwapens en explosieven wordt slechts gedeeltelijk door de Gemeenschapswetgeving geregeld.

Wat explosieven betreft worden in Richtlijn 94/55/EG van de Raad van 21 november 1994 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (2) de voorwaarden vastgesteld waaronder gevaarlijke goederen verpakt en losgestort mogen worden vervoerd. Explosieven behoren tot klasse I van goederen waarvoor zeer strenge voorschriften gelden. Met deze richtlijn worden de teksten van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (UN-ECE) inzake het vervoer van gevaarlijke goederen in de Europese wetgeving geïmplementeerd.

WP. 15 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties, dit is de Werkgroep vervoer van gevaarlijke goederen, is onlangs begonnen met de behandeling van specifieke veiligheids-kwesties. Tijdens zijn vergadering van 19-23 mei 2003 werd de veiligheid van het vervoer van andere gevaarlijke goederen besproken. Uit de discussie is gebleken dat rekening zal worden gehouden met elementen zoals de beveiliging van het vervoer.

Wat de veiligheid van het vervoer van vuurwapens betreft, is de nationale wetgeving van de lidstaten van toepassing indien er geen specifieke Europese wetgeving voorhanden is, op voorwaarde uiteraard dat de lidstaten de bepalingen van het EG-Verdrag in acht nemen.

(1)  PB L 256 van 13.9.1991.

(2)  PB L 319 van 12.12.1994.