SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2185/03 van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie. Het onder gevaarlijke omstandigheden door middel van onderbetaalde arbeid slopen van oude schepen met vrijkomend giftig materiaal op kusten in Zuid-Azië.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2185/03 van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie. Het onder gevaarlijke omstandigheden door middel van onderbetaalde arbeid slopen van oude schepen met vrijkomend giftig materiaal op kusten in Zuid-Azië.
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2185/03
van Erik Meijer (GUE/NGL) aan de Commissie
(30 juni 2003)
Betreft: Het onder gevaarlijke omstandigheden door middel van onderbetaalde arbeid slopen van oude schepen met vrijkomend giftig materiaal op kusten in Zuid-Azië
1. Is het de Commissie bekend dat de sloop van oude schepen zich steeds meer verplaatst naar de kusten van India, Bangladesh en Pakistan, waar op een veelal amateuristische wijze zonder bescherming van arbeid niet alleen 95 % staal vrijkomt, maar ook 5 % giftige stoffen, waaronder asbest en PCB's en in vele gevallen ook olie- en gasresten?
2. Is het de Commissie bekend dat deze werkwijze ertoe leidt dat stranden onherstelbaar vervuild raken, dat de traditionele bestaansbronnen van landbouwers en vissers in de nabijheid van de sloopterreinen duurzaam worden vernietigd, en dat veel van de met slechts 2 EUR per dag beloonde arbeiders worden getroffen door ongelukken, waaronder dodelijke ongelukken?
3. Verwacht u een verdere toename van deze gevaarlijke sloopmethode nu veel enkelwandige tankers de komende jaren buiten gebruik zullen worden gesteld en de uitsterst lage lonen en ontbrekende veiligheidsmaatregelen veel ondernemingen ertoe zullen brengen om hun oud roest naar Zuid-Aziatische kusten te brengen?
4. Kunt u bevestigen dat de bestaande praktijken in strijd zijn met de bestaande wetgeving, de Conventie van Bazel, die bedoeld is om de export van giftig afval te verhinderen?
5. Bent u bereid om, mede ter gelegenheid van de vergadering van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) in juli 2003, bij te dragen tot maatregelen om deze export van giftige materialen en afvalstoffen op zo kort mogelijke termijn daadwerkelijk te helpen beëindigen?
Gecombineerd Antwoordvan mevrouw Wallström namens de Commissieop de schritftelijke vragen E-2185/03 en E-2290/03
(10 september 2003)
De Commissie is op de hoogte van en zeer bezorgd over de bestaande en toenemende uitvoer van voor de sloop bestemde schepen naar Azië en de voorwaarden waaronder het slopen van dergelijke schepen gebeurt. Zij is het ermee eens dat dergelijke uitvoer in overeenstemming met internationale voorschriften moet worden geregeld.
Wat de kwestie van enkelwandige olietankers betreft, heeft de Commissie tijdens de bespreking van het voorstel in de commissie Regionaal Beleid, Vervoer en Toerisme (RETT) reeds aangegeven dat zij een studie wil laten uitvoeren over het effect van het versneld uit de vaart nemen van enkelwandige olietankers op de scheepssloperij.
Zoals gezegd, regelt het Verdrag van Bazel de uitvoer van gevaarlijk afval op internationaal niveau. Het Verdrag van Bazel, zoals gewijzigd, wordt in het Gemeenschapsrecht ten uitvoer gelegd bij Verordening (EEG) nr. 259/1993 betreffende het vervoer van afvalstoffen(1). Deze verordening verbiedt duidelijk de uitvoer van gevaarlijk afval zoals asbest, polychloorbifenyloliën (PCB), zware oliën en tributyltinverven (TBT) van de Gemeenschap naar landen die geen lid zijn van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).
In het kader van de Internationale Maritieme Organisatie ijveren de Gemeenschap en haar lidstaten voor de opstelling van een richtlijn terzake, waarbij ten volle rekening wordt gehouden met de communautaire wetgeving, het Verdrag van Bazel en de amendementen daarop, alsmede de richtsnoeren inzake het slopen van schepen.
De Commissie hecht veel belang aan deze kwestie en vindt het absoluut noodzakelijk dat het kader dat wordt gevormd door het Verdrag van Bazel en Verordening (EEG) nr. 259/1993 betreffende het vervoer van afvalstoffen, door alle betrokkenen wordt nageleefd en versterkt. De Commissie heeft daarom de lidstaten aangespoord om op internationaal niveau prioriteit aan deze kwestie te verlenen, alle daarmee verband houdende elementen op een samenhangende wijze aan te pakken met betrekking tot zowel milieu en gezondheid als veiligheid en van zowel technische als juridische aard en ervoor te zorgen dat het Verdrag van Bazel en de verordening betreffende het vervoer van afvalstoffen worden nageleefd.
Voorts zetten de Gemeenschap en haar lidstaten zich in voor de integratie van milieu-, gezondheids- en veiligheidsaspecten in hun steun aan ontwikkelingslanden. In dit opzicht worden informatieuitwisseling, gedeelde verantwoordelijkheid en capaciteitsopbouw als uiterst belangrijk beschouwd voor een goed beheer van afvalstoffen en het verbeteren van de veiligheid van het zeevervoer.
(1) Verordening (EEG) nr. 259/1993 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap, PB L 30 van 6.2.1993.