Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2318/03 van Armando Cossutta (GUE/NGL) aan de Raad. Privacy-rechten van de Europese burger.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2318/03 van Armando Cossutta (GUE/NGL) aan de Raad. Privacy-rechten van de Europese burger.

20.3.2004 || NL || Publicatieblad van de Europese Unie || C NaN/84

Betreft:   

Privacy-rechten van de Europese burger

Op 25 juni jl. is er een topbijeenkomst gehouden tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten. Een van de onderwerpen die aan de orde zijn/hadden moeten worden gesteld, is het TIA-project (oorspronkelijk Total Information Awareness, later gewijzigd in Terrorism Information Awareness). Voor dit project is een gigantisch apparaat nodig om informatie uit de meest uiteenlopende bronnen te verzamelen en te analyseren; dit loopt van de bestaande databanken tot commerciële transacties, van verplaatsingen tot het afluisteren van gesprekken. De heer Stefano Rodotà van de Italiaanse privacy-autoriteit heeft verklaard dat het hier om een nieuwe dimensie van surveillance gaat waardoor de staat de beschikking krijgt over alle persoonlijke informatie, bij wie dan ook verzameld en onafhankelijk van het doel waarvoor de informatie in de eerste plaats is verzameld. Het Europees Parlement heeft via zijn Voorzitter Pat Cox duidelijk stelling genomen door te zeggen dat de Verenigde Staten niet de wetgeving in Europa mogen dicteren.

De Raad deelt het geachte parlementslid mee dat TIA niet aan de orde is geweest tijdens de topbijeenkomst met de Verenigde Staten van 25 juni 2003. De Raad neemt nota van de bezorgdheid van het geachte parlementslid.

De Raad herinnert het geachte parlementslid eraan dat hij eind 2002 een overeenkomst tussen EUROPOL en de Verenigde Staten heeft goedgekeurd die ook over de verstrekking van persoonsgegevens handelt. Het gemeenschappelijk controleorgaan van Europol (orgaan voor de bescherming van persoonsgegevens) heeft een positief advies uitgebracht over deze overeenkomst. Het standpunt van de Europese Unie inzake de bescherming van persoonsgegevens is de Verenigde Staten dus wel degelijk bekend. De Raad is voornemens bij de Amerikaanse overheid te blijven aandringen - zoals de Europese Commissie trouwens ook doet - op volledige eerbiediging van het Europese standpunt en de noodzaak om een passende oplossing te vinden waarbij de Europese normen in acht worden genomen. Voorts verwijst de Raad het geachte parlementslid in dit verband naar het standpunt inzake de verstrekking van gegevens betreffende passagiers dat in de adviezen 6/2002 en 4/2003 van de Groep van artikel 29 met betrekking tot de bescherming van gegevens is verwoord.