Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2340/03 van Giovanni Fava (PSE) aan de Commissie. Nationale stortplaats voor radioactief afval op Sardinië.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2340/03 van Giovanni Fava (PSE) aan de Commissie. Nationale stortplaats voor radioactief afval op Sardinië.

27.3.2004 || NL || Publicatieblad van de Europese Unie || C NaN/104

Betreft:   

Nationale stortplaats voor radioactief afval op Sardinië

Onlangs is in de Italiaanse pers het bericht verschenen dat de regering van plan zou zijn Sardinië te kiezen als plaats waar alle resten radioactief materiaal in Italië opgeslagen kunnen worden.

In een rapport van het Instituut voor nieuwe technologieën, energie en milieu (Enea) wordt insulariteit nu juist genoemd als een van de criteria op grond waarvan een gebied niet in aanmerking komt voor de opslag van afval, en wel gezien het risico van milieurampen door een ongeval tijdens het vervoer over zee.

De Italiaanse regering heeft bij beschikking van maart 2003 het bedrijf Sogin gevolmachtigd om een nationale plaats voor de opslag van radioactief materiaal te vinden. Anders dan de schrijvers van het Enea-rapport heeft Sogin besloten dat insulariteit niet meer als uitsluitingscriterium beschouwd zal worden bij het zoeken naar een opslagplaats voor dit afval.

Is de Commissie gezien bovenstaande overwegingen niet van mening dat:

1. || de keuze van één nationale opslagplaats voor radioactief afval gemaakt moet worden nadat eerst de betrokken bevolking is geraadpleegd, zoals de Europese wet bepaalt?

2. || insulariteit en de economische problemen die dat impliceert een goede reden moet zijn om een plaats uit te sluiten?

3. || een kernwapenvrij gebied als Sardinië, dat hoofdzakelijk van het toerisme leeft, het recht heeft om zich te verzetten tegen een eventueel besluit om daar een opslagplaats voor radioactief afval te vestigen?

De verantwoordelijkheid voor het beheer van radioactieve afvalstoffen ligt bij het land van jurisdictie. In het belang van alle betrokken partijen moeten bij elk programma voor het langetermijnbeheer van afvalstoffen alle belanghebbenden volledig bij het besluitvormingsproces betrokken worden zodat een volledige beoordeling van alle effecten gewaarborgd is.

In deze context is het belangrijk te onderstrepen dat met betrekking tot elke locatie voor de definitieve opberging van radioactieve afvalstoffen - of voor de opslag van dergelijk afval gedurende meer dan 10 jaar - een milieueffectbeoordeling (MEB) overeenkomstig Richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (1) (als gewijzigd bij Richtlijn 97/11/EG van de Raad van 3 maart 1997 (2)) moet worden gemaakt alvorens vergunning voor het project kan worden gegeven. Krachtens deze wetgeving moet de MEB de directe en indirecte effecten beschrijven en beoordelen van het voorgenomen project op de volksgezondheid, fauna en flora, bodem, water, lucht, de klimatologische factoren, het landschap en materiële goederen, met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed. Ook de interrelatie tussen genoemde factoren moet naar aanleiding van de MEB worden bestudeerd. Het publiek en de instanties die op grond van hun specifieke verantwoordelijkheid inzake het milieu, met het project te maken kunnen krijgen, moeten worden geraadpleegd en in het besluit om vergunning te verlenen voor het project moet rekening zijn gehouden met de bovengenoemde raadpleging en de ingewonnen informatie. Tenslotte moet de inhoud van het besluit voor het publiek beschikbaar worden gemaakt.

Momenteel wordt 85 % van dit soort afvalstoffen in de Unie opgeslagen in bovengrondse opslagruimten of op lage diepte. Vergeleken bij andere types afvalstoffen zijn de desbetreffende volumes zijn zeer beperkt en in de omgeving van de opslagruimten in kwestie zijn geen gezondheids- of veiligheidseffecten waargenomen. Het is daarentegen mogelijk dat een regio waarin een dergelijke opslagruimte gevestigd wordt, daar economische baten bij heeft.

(1)  PB L 175 van 5.7.1985.

(2)  PB L 73 van 14.3.1997.

Betreft:   

Maatregelen tegen de voortdurende vervuiling van de kusten van Galicië en de Golf van Biskaje door olie uit het wrak van de "Prestige"

Begin juli, nu acht maanden na de ramp met de "Prestige", blijft olie uit het wrak op de kusten van Galicië en de Golf van Biskaje aanspoelen. Het vertrouwen van de bevolking is volkomen zoek omdat men ziet dat de overheid haar beloftes systematisch niet nakomt. Kan de Commissie tezamen met de Spaanse overheid en de Galicische regering niets ondernemen om een duidelijk beeld te krijgen van de omvang van het probleem en om te vermijden dat het zich ook in de toekomst nog voordoet?

Het geachte Parlementlid wordt verzocht de antwoorden op zijn vorige schriftelijke vragen E-3595/02 (1), E-1259/03 (2) en E-2059/03 (3) te raadplegen, evenals het antwoord op zijn mondelinge vraag H-69/03 in het vragenuurtje van het Parlement tijdens de vergaderperiode van maart 2003 (4).

(1)  PB C 242 E van 9.10.2003, blz. 63.

(2)  PB C 280 E van 21.11.2003, blz. 121

(3)  Zie blz. 73.

(4)  Schriftelijk antwoord van 12.3.2003.