Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2430/03 van Niels Busk (ELDR) aan de Commissie. Staatssteun aan Italiaanse veehouders.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2430/03 van Niels Busk (ELDR) aan de Commissie. Staatssteun aan Italiaanse veehouders.

13.3.2004 || NL || Publicatieblad van de Europese Unie || C NaN/150

Betreft:   

Staatssteun aan Italiaanse melkproducenten

Kan de Commissie berekenen wat het bedrag is van de staatssteun die de Raad onlangs besloot ten goede te laten komen aan Italiaanse melkveehouders in het geval dat de superheffing voldaan zou zijn geweest op het moment waarop de steun moet worden uitbetaald?

De Commissie is niet in staat een dergelijke berekening te maken.

De waarde van de staatssteun hangt af van verschillende variabelen, met name:

- || de datum waarop een bepaalde superheffingsbetaling door de landbouwer had moeten verricht zijn;

- || het bedrag van de superheffing waarvoor de terugbetalingsfaciliteit, die bij de beschikking van de Raad is toegestaan, daadwerkelijk zal worden gebruikt;

- || het geldende referentietarief; en

- || de feitelijke terugbetalingsperiode die aangeboden wordt aan en gekozen wordt door de begunstigden van de faciliteit.

Betreft:   

Staatssteun aan Italiaanse veehouders

Zal de Commissie bij het Europese Hof van Justitie beroep instellen tegen het besluit van de Raad zijn goedkeuring te geven aan de Italiaanse staatssteun aan Italiaanse melkproducenten?

Zo neen, welke "buitengewone omstandigheden", zoals bedoeld in artikel 88, lid 2, derde alinea van het EG-Verdrag, rechtvaardigen dan een dergelijk besluit?

Zal de Commissie een vergelijkbare staatssteun accepteren in andere lidstaten of nieuwe lidstaten als daar sprake is van dezelfde "buitengewone omstandigheden"?

De Commissie is niet voornemens de beschikking van de Raad aan te vechten bij het Hof van Justitie.

Wat de door de Raad erkende "uitzonderlijke omstandigheden" betreft, verwijst de Commissie naar Beschikking 2003/530/EG van de Raad (1).

De Commissie is van mening dat bedoelde beschikking van de Raad niet kan worden ingeroepen als precedent voor eventuele toekomstige problemen bij de tenuitvoerlegging van de regelgeving inzake de melkquotaheffing in Italië of in andere lidstaten.

(1)  Beschikking 2003/530/EG van de Raad van 16 juli 2003 betreffende de verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt van steun die de Italiaanse Republiek wil verlenen aan melkproducenten. PB L 184 van 23.7.2003.

(1)  PB L 175 van 5.7.1985.

(2)  PB L 73 van 14.3.1997.

(3)  PB L 103 van 25.4.1979.

(4)  PB L 206 van 22.7.1992.

(5)  PB L 257 van 10.10.1996.

Betreft:   

Bouw van vervuilende fabriek

De bevolking van Tabacô, Arcos de Valdevez, Portugal, maakt zich zorgen over de bouw van een fabriek van de firma Sarreliber - Transformação de Plásticos e Metais, SA (plastic- en metaalverwerkingsbedrijf) die deel uitmaakt van het Franse concern ORIAL dat in Parijs zetelt.

Met toestemming van de gemeente Arcos de Valdevez wordt in het kader van het investeringsplan een fabriek gebouwd die in de beginfase werk zal bieden aan 105 werknemers. In de fabriek zouden beschietingen en plastic componenten ten behoeve van de automobiel-, parfum-, sanitaire en huishoudelijke apparatenindustrie worden geproduceerd.

De plaatselijke bevolking vreest dat het metaalverwerkende onderdeel van dit concern zware metalen als chroom en nikkel zal gaan gebruiken. Deze metalen zijn uiterst vervuilend en gevaarlijk voor de volksgezondheid en het milieu. Bovendien komt de fabriek vlakbij de rivier de Vez en sociale instellingen waar kinderen en bejaarden verblijven, te liggen.

Er zij opgewezen dat de rivier de Vez, een zijrivier van de rivier de Lima onder het natuurnetwerk 2000 valt. Daarnaast zij erop gewezen dat plannen om deze fabriek in Gallicië en het Verenigd Koninkrijk te bouwen, reeds zijn tegengehouden.

De plaatselijke milieuorganisatie heeft reeds een brief naar het lid van de Commissie gestuurd dat verantwoordelijk voor het milieu is. Kan de Commissie mededelen welk standpunt zij ten aanzien van deze kwestie inneemt?

Met betrekking tot het bedoelde project voor de bouw van een fabriek heeft de Commissie reeds een aantal verzoeken om informatie alsook klachten ontvangen, die onder de nummers 2003/4425, 2003/4557 en 2003/4558 werden geregistreerd.

Op basis van de gegevens die in deze klachten werden verstrekt, lijkt het project te vallen onder bijlage II, punt 4, onder e), van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (1), als gewijzigd bij Richtlijn 97/11/EG van de Raad van 3 maart 1997 (2). Daar is sprake van "installaties voor oppervlaktebehandeling van metalen en plastic-materiaal door middel van een elektrolytisch of chemisch procédé". Krachtens artikel 4, lid 2, van genoemde richtlijn bepalen de lidstaten voor de in bijlage II genoemde projecten door middel van een onderzoek per geval dan wel aan de hand van door de lidstaten vastgestelde drempelwaarden of criteria, of het project al dan niet moet worden onderworpen aan een beoordeling overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 10. Tot de in bijlage III van die richtlijn genoemde selectiecriteria die bij een onderzoek per geval of bij de vaststelling van bovenbedoelde drempelwaarden of criteria in overweging moeten worden genomen, behoren met name de aanwezigheid van gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid en gebieden die worden beschermd krachtens Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (3) en Richtlijn 92/43/EG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (4).

De gegevens die in samenhang met de klachten werden verstrekt, wettigen het vermoeden dat het project gevolgen zou kunnen hebben voor een gebied van communautair belang dat door Portugal uit hoofde van artikel 4 van Richtlijn 92/43/EG werd voorgedragen, namelijk het gebied van de Rio Lima. Krachtens artikel 6, lid 3, van laatstgenoemde richtlijn wordt voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een dergelijk gebied maar significante gevolgen kan hebben voor zo'n gebied, een passende beoordeling gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen met betrekking tot dat gebied.

Ten slotte lijkt het project ook te vallen onder punt 2.6 van bijlage I van Richtlijn 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (5), waar sprake is van "installaties voor oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen door middel van een elektrolytisch of chemisch procédé, wanneer de inhoud van de gebruikte behandelingsbaden meer dan 30 m bedraagt". Overeenkomstig artikel 1 voorziet deze richtlijn in "maatregelen ter voorkoming en, wanneer dat niet mogelijk is, beperking van emissies door de (in bijlage I genoemde) activiteiten in lucht, water en bodem, met inbegrip van maatregelen voor afvalstoffen, om een hoog niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel te bereiken, onverminderd de bepalingen van Richtlijn 85/337/EEG en andere Gemeenschapsvoorschriften".

In het licht van een en ander heeft de Commissie het, na analyse van bovenvermelde gegevens, noodzakelijk gevonden de aandacht van de Portugese instanties op het kwestieuze project voor de bouw van een fabriek te vestigen en terzake nadere verduidelijking te vragen, met name wat betreft de vraag of met betrekking tot dat project een passende milieueffectbeoordeling werd uitgevoerd en of de voorzorgsmaatregelen werden getroffen waarin bovenvermelde communautaire bepalingen voorzien.

(1)  Beschikking 2003/530/EG van de Raad van 16 juli 2003 betreffende de verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt van steun die de Italiaanse Republiek wil verlenen aan melkproducenten. PB L 184 van 23.7.2003.

(1)  PB L 175 van 5.7.1985.

(2)  PB L 73 van 14.3.1997.

(3)  PB L 103 van 25.4.1979.

(4)  PB L 206 van 22.7.1992.

(5)  PB L 257 van 10.10.1996.