Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2570/03 van Maurizio Turco (NI) aan de Commissie. Kerkbelasting die door de Bondsrepubliek Duitsland wordt geheven op werkloosheidsuitkeringen voor werkzoekenden die niet bij een kerkgenootschap zijn aangesloten.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2570/03 van Maurizio Turco (NI) aan de Commissie. Kerkbelasting die door de Bondsrepubliek Duitsland wordt geheven op werkloosheidsuitkeringen voor werkzoekenden die niet bij een kerkgenootschap zijn aangesloten.

6.2.2004 || NL || Publicatieblad van de Europese Unie || C NaN/272

Betreft:   

Kerkbelasting die door de Bondsrepubliek Duitsland wordt geheven op werkloosheidsuitkeringen voor werkzoekenden die niet bij een kerkgenootschap zijn aangesloten

Overwegende dat:

- || in Duitsland aanzienlijke bedragen, onder het begrip kerkbelasting, worden onttrokken aan ongelovige werkzoekenden, die aldus worden gedwongen een organisatie financieel te ondersteunen waarvan zij geen lid zijn,

- || deze situatie des te ongerijmder is omdat de Duitse grondweg nadrukkelijk verbiedt dat iemand schade of nadeel ondervindt, wegens het feit dat hij niet behoort tot een geloofsgemeenschap,

- || de inhouding van kerkbelasting bij ongelovige werkzoekenden een schending betekent van onderstaande bepalingen in de Duitse grondwet: a) || artikel 3, leden 1 en 3, waarin staat dat niemand mag worden bevoordeeld of benadeeld wegens zijn godsdienstige of levensovertuiging,

b) artikel 4, lid 1, waarin wordt bepaald dat de vrijheid van geloof, van geweten en de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging onaantastbaar zijn, en

c) artikel 33, waarin de neutraliteit van de staat verankerd is.

- || het Constitutionele Hof heeft gepaald dat deze belasting kan worden geëist van ongelovige werkzoekenden, zolang een duidelijke meerderheid van de werknemers lid van een kerk is. Middels de uitspraak van 8 november 2001 van het Bundessozialgericht, kan echter worden vastgesteld dat - in het jaar 1999 - 49 % van de werkende bevolking in Duitsland de kerkbelasting niet heeft betaald.

Kan de Commissie, aangezien deze regeling in strijd is met:

- || de godsdienstvrijheid die in de grondwet wordt gewaarborgd

- || het beginsel van gelijke behandeling en de neutraliteit van de staat

- het beginsel van de scheiding van kerk en staat,

in verband met het bovenstaande laten weten of zij op de hoogte is van de vermelde feiten en zo ja, of zij stappen heeft ondernomen (en welke)?

Is de Commissie niet van mening dat bovenstaande feiten in strijd zijn met het "acquis communautaire"?

Welke formele stappen kan de Unie tegen Duitsland nemen, als er geen oplossing voor deze situatie komt, zodat het beginsel van de godsdienstvrijheid in acht wordt genomen?

Het aan de orde gestelde onderwerp valt niet onder de bevoegdheid van de Gemeenschap.