Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2608/03 van Peter Pex (PPE-DE) aan de Commissie. Invoering Duitse tolheffing.

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2608/03 van Peter Pex (PPE-DE) aan de Commissie. Invoering Duitse tolheffing.

13.3.2004 || NL || Publicatieblad van de Europese Unie || C NaN/143

Betreft:   

Duitse tolheffing voor autosnelwegen

Volgens een bericht in het Deense dagblad Børsen van 10 juli 2003 (voorpagina) overweegt de Commissie een procedure tegen Duitsland aan te spannen vanwege de invoering door Duitsland van wegentol, aangezien dit tot ongelijke concurrentieomstandigheden zou leiden.

Kan de Commissie dit bevestigen?

Zo ja, kan de Commissie dan mededelen welke nieuwe omstandigheden haar tot deze overwegingen hebben gebracht?

In dit verband wijs ik op mijn schriftelijke vraag E-2684/02 (1), waarin onder meer wordt gewezen op het concurrentievervalsende karakter van de Duitse tolheffing voor autosnelwegen, hetgeen de Commissie in haar antwoord echter bestrijdt.

(1)  PB C 110 E van 8.5.2003. blz. 89.

Betreft:   

Invoering Duitse tolheffing

In de transportsector maakt men zich grote zorgen over de invoering van de tolheffing op de Duitse snelwegen. Deze zorg werd enigszins weggenomen door het bericht, dat de Commissie bevorderd heeft dat de invoering van de tolheffing zou worden uitgesteld. In tegenstelling tot dit bericht verneem ik uit de Duitse pers dat de Duitse Commissaris Verheugen verklaarde, dat het de Duitse regering volledig vrij staat de tolheffing zoals gepland in te voeren. Dit is in strijd met uitlatingen van zijn collega Commissaris Loyola de Palacio, die verklaarde dat het op 23 juli 2003 door de Europese Commissie ingestelde onderzoek naar de Duitse compensatiemaatregelen opschorting betekent van zowel de tolheffing als de Duitse compensatiemaatregelen die hier betrekking op hebben.

Wat is de positie van de Europese Commissie ten aanzien van de Duitse tolheffing? De Commissie lijkt met twee monden te spreken. Geldt de opschorting nu alleen voor de compensatie of ook voor het heffen van de tol zelf? Kan de Commissie met spoed de onduidelijkheid over haar positie wegnemen die door het optreden van de Duitse Commissaris is ontstaan?

Op welke manier gaat de Europese Commissie zorgen dat er bij de invoering van de Duitse tol geen strijd ontstaat met het Europees recht, zowel op het gebied van vrij verkeer van goederen als op het gebied van non-discriminatie?

Duitsland overweegt de invoering van een kilometerheffing voor vrachtwagens die een autosnelweg gebruiken. De gebruikersheffing is vastgesteld op gemiddeld 12,6 cent per kilometer. Op 6 maart heeft Duitsland aan de Commissie zijn voornemen genotificeerd om een tolvergoedingssysteem op basis van accijnsrechten in te voeren teneinde compensatie mogelijk te maken voor een voorgenomen verhoging van de gebruikersheffing tot gemiddeld 15 cent.

De Commissie moet beoordelen of de genotificeerde maatregel verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt en volledig in overeenstemming is met de relevante communautaire wetgeving. Vanwege de door de genotificeerde maatregel gewekte twijfels besliste de Commissie op 23 juli 2003 de formele onderzoeksprocedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden om Duitsland en andere belangstellenden de gelegenheid te bieden opmerkingen te maken. Op 27 augustus 2003 is een beknopte versie van de beslissing met een samenvatting van alle relevante geschilpunten, feitelijk en rechtens, bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (1).

In dit stadium kan de Commissie niet uitsluiten dat de genotificeerde maatregel staatssteun aan wegvervoersbedrijven uitmaakt en kan zij derhalve niet uitsluiten dat deze de concurrentie vervalst of dreigt te vervalsen.

Voor wat de invoering van het tolsysteem zelf betreft werd de Commissie op de hoogte gesteld dat de Duitse regering op 31 augustus 2003 startte met een testfase op vrijwillige basis voor vrachtwagens die Duitse autosnelwegen gebruiken. De inning van de tol wordt evenwel tot 2 november 2003 uitgesteld. In dit verband besliste de Commissie op 26 augustus 2003 samen met de Duitse Bondsrepubliek tot oprichting van een werkgroep teneinde de overblijvende technische kwestie te onderzoeken vóór de formele invoering van de tol. De bedoeling van de Commissie is ervoor te zorgen dat het vrij verkeer van goederen niet wordt belemmerd en dat het systeem ten volle het beginsel van non-discriminatie respecteert (2).

(1)  PB C 202 van 27.8.2003.

(2)  Met name artikel 28 van het EG-Verdrag en artikel 7, leden 4 en 5, van Richtlijn 1999/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 1999 betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen, PB L 187 van 20.7.1999.

(1)  Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen, PB L 13 van 19.1.2000.

(2)  PB C 203 E van 27.8.2002.

Betreft:   

Netwerk- en informatiebeveiliging

Het Europees Parlement en de industrie waren verheugd over het voorstel van de Commissie voor een verordening tot oprichting van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging.

Welke andere maatregelen overweegt de Commissie om de agenda van de Unie inzake netwerk- en informatiebeveiliging te bespoedigen? Kunnen we initiatieven verwachten voor een mondiale aanpak van deze kwesties?

Kunnen we verwachten dat de dialoog tussen beleidsmakers en belanghebbenden op dit terrein zal worden voortgezet of intensiever zal worden, bijvoorbeeld met forums zoals het Cybercrime Forum?

De Commissie dankt het geachte parlementslid voor haar belangstelling voor de werkzaamheden inzake netwerk- en informatiebeveiliging. Zoals zij weet wordt het Commissievoorstel voor de oprichting van een Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging weldra in het Parlement besproken. De Commissie hoopt dat zij kan rekenen op de steun van het geachte parlementslid om bedoelde verordening snel te doen goedkeuren.

Na de publicatie van de mededelingen van de Commissie, "Netwerk- en informatieveiligheid: Voorstel voor een Europese beleidsaanpak" in juni 2001 en "De informatiemaatschappij veiliger maken door de informatie-infrastructuur beter te beveiligen en computercriminaliteit te bestrijden" in januari 2001 is al heel wat werk verzet op het gebied van de netwerk- en informatiebeveiliging en de strijd tegen de computercriminaliteit.

De desbetreffende activiteiten lopen van toegenomen aandacht voor beveiliging in de eEurope-actieplannen 2002 en 2005, over voortgezette onderzoeksinspanningen in de onderzoeksprogramma's voor informatiemaatschappijtechnologie en bij de herziening van de bestaande wetgeving (e.g. het nieuwe kader voor elektronische communicatie en de richtlijn betreffende elektronische handtekeningen (1)) tot ondersteuning van de normalisatie-inspanningen op Europees niveau en versterking van de beveiligingseisen voor de uitwisseling van gegevens tussen overheidsadministraties en indiening van het voorstel voor een Kaderbesluit van de Raad over aanvallen op informatiesystemen (2).

De door het geachte parlementslid bedoelde bredere aanpak voor netwerk- en informatiebeveiliging bestaat naar het oordeel van de Commissie uit drie categorieën acties, uitgevoerd respectievelijk op het gebied van het wettelijk kader voor de beveiliging van elektronische communicatie en gegevens, de netwerk- en informatiebeveiliging en het beleid inzake computercriminaliteit en bescherming van de informatieinfrastructuur.

Wat de computercriminaliteit betreft, heeft de Commissie het voornemen het overleg op het gebied van de veiligheid en beveiliging van de informatie-infrastructuur tussen de betrokken partijen uit de openbare en particuliere sector te intensifiëren via de organisatie van workshops en vergaderingen van deskundigen in gremia zoals het Forum voor de preventie van de georganiseerde misdaad. Een eerste workshop met de particuliere sector is gepland in oktober 2003.

(1)  PB C 202 van 27.8.2003.

(2)  Met name artikel 28 van het EG-Verdrag en artikel 7, leden 4 en 5, van Richtlijn 1999/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 1999 betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen, PB L 187 van 20.7.1999.

(1)  Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen, PB L 13 van 19.1.2000.

(2)  PB C 203 E van 27.8.2002.