Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2765/03 van Raffaele Lombardo (PPE-DE)en Francesco Musotto (PPE-DE) aan de Commissie. Wijziging Verordening (EG) nr. 1623/2000 wat het gebruik van geconcentreerde druivenmost en gerectificeerde geconcentreerde druivenmost betreft.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2765/03 van Raffaele Lombardo (PPE-DE)en Francesco Musotto (PPE-DE) aan de Commissie. Wijziging Verordening (EG) nr. 1623/2000 wat het gebruik van geconcentreerde druivenmost en gerectificeerde geconcentreerde druivenmost betreft.

27.3.2004 || NL || Publicatieblad van de Europese Unie || C NaN/162

Betreft:   

Verplichte vermelding van de nationaliteit op het rijbewijs

Een inwoner van mijn kiesdistrict in het zuidwesten van Engeland heeft net zijn nieuw rijbewijs gekregen, waarin zijn geboorteplaats (Ierland) vermeld staat. Hij maakt zich daarover zorgen, aangezien hij zijn hele leven lang gediscrimineerd is wegens zijn nationaliteit, met name in de jaren zeventig, toen vele in Engeland wonende Ieren het slachtoffer waren van discriminatie op hun werk en in vele andere aspecten van hun dagelijks leven.

Ook al is deze man trots op zijn Ierse erfgoed, toch wil hij liever dat op zijn rijbewijs wordt vermeld dat hij EU-burger is om mogelijke discriminatie in de toekomst te vermijden. Welke maatregelen heeft de Commissie genomen om EU-burgers die in die zin gediscrimineerd zijn te beschermen? Zijn er plannen om de bepalingen inzake rijbewijzen te veranderen?

Richtlijn 91/439/EEG van de Raad van 29 juli 1991 betreffende het rijbewijs (1) bepaalt dat de geboortedatum en geboorteplaats van de houder worden vermeld op het rijbewijs. Deze gegevens zijn noodzakelijk om de overheidsinstanties in staat te stellen de identiteit van de houder exact vast te stellen, met name voor handhavingsdoeleinden. De Commissie is niet voornemens een wijziging van deze bepaling voor te stellen.

(1)  PB L 237 van 24.8.1991.

Betreft:   

Wijziging Verordening (EG) nr. 1623/2000 wat het gebruik van geconcentreerde druivenmost en gerectificeerde geconcentreerde druivenmost betreft

Doel en bestaansreden van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) van de Europese Unie zijn de ontwikkeling van het platteland, de ondersteuning van het landbouwinkomen, de bevordering van de diversificatie van de teelten en de verbetering van de normen op het gebied van de voedselkwaliteit en -veiligheid.

Zoals wordt onderstreept in het programma "Agenda 2000", dat in december 1999 groen licht kreeg van de Europese Raad van Berlijn, moet iedere wijziging in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid de volgende doelstellingen op het oog hebben: de ecologische duurzaamheid, de verbetering van de economische situatie van de landbouwgebieden en de instandhouding van het culturele erfgoed en de sociale rechtvaardigheid.

Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid evolueert in de richting van een differentiatie van de wetgeving naar gelang van de objectieve verschillen in sociale en economische ontwikkeling tussen de huidige regio's van de Unie en die van de nieuwe lidstaten uit Centraal- en Oost-Europa.

Het is bekend dat het beheerscomité wijnen op zijn vergadering van 8 juli 2003 de mogelijkheid in het vooruitzicht heeft gesteld wijzigingen aan te brengen in Verordening (EG) nr. 1623/2000 (1) wat de steun voor het gebruik van geconcentreerde druivenmost en gerectificeerde geconcentreerde druivenmost betreft.

Kan de Commissie mij antwoorden op de volgende vragen:

- || welke maatregelen zijn genomen om te garanderen dat de steun voor het gebruik van geconcentreerde druivenmost en gerectificeerde geconcentreerde druivenmost gedifferentieerd wordt naar gelang van de geografische, economische en sociale omstandigheden van iedere Europese regio?

- || welke maatregelen zullen, ook overeenkomstig artikel 158 van het EG-Verdrag, specifiek worden genomen ter ondersteuning van de Siciliaanse wijnproductie, die te lijden heeft onder de hoge kosten die het gevolg zijn van het insulaire karakter van het gebied?

De eerste vraag van de geachte parlementsleden heeft betrekking op de gemeenschappelijke marktordening (GMO) voor wijn, in het kader waarvan een steunregeling bestaat voor geconcentreerde druivenmost die wordt gebruikt om het alcoholvolumegehalte van wijn te verhogen. Sinds de invoering van deze regeling in 1982 is voorzien in een differentiëring van de steun naar gelang van de oorsprong van de most. Als algemene regel geldt dat de steunbedragen voor most uit wijnbouwzone CIII, waar Sicilië deel van uitmaakt, hoger liggen dan die voor most uit andere wijnbouwzones. Voor bepaalde uit andere wijnbouwzones dan CIII afkomstige soorten most die volgens specifieke voorwaarden worden geproduceerd, geldt een zeer beperkte afwijking.

Geket op de ontwikkeling van de algemene koers van het gemeenschappelijk landbouwbeleid sinds de invoering van deze maatregel, waarnaar de geachte parlementsleden in hun schriftelijke vraag verwijzen, is de Commissie voornemens om alle elementen van deze steunregeling grondig te onderzoeken.

De tweede vraag van de geachte parlementsleden heeft betrekking op het beleid inzake economische en sociale cohesie. In het kader van dit beleid kan ook steun uit de communautaire Structuurfondsen en het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling oriëntatie in dit geval, aan de wijnbouwsector worden verleend. Zo voorziet het regionaal operationeel programma voor Sicilië voor de periode 2000-2006 met name in maatregelen voor investeringen in landbouwbedrijven (4.06), voor de verwerking en afzet van landbouwproducten (4.09) en voor de afzet van landbouwproducten van hoge kwaliteit (4.13).

Besluiten over toekomstige maatregelen zullen worden genomen in samenspraak met de Commissie en met name in het kader van het toezichtcomité voor dit regionaal operationeel programma.

(1)  PB L 194 van 31.7.2000, blz. 45.

(1)  Richtlijn 96/35/EG van 3 juni 1996 betreffende de aanwijzing en de beroepsbekwaamheid van veiligheidsadviseurs voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, per spoor of over de binnenwateren, PB L 145 van 19.6.1996, blz. 10-15.

(2)  Richtlijn 2000/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2000 betreffende de minimumeisen voor het examen voor veiligheidsadviseurs voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, per spoor of over de binnenwateren, PB L 118 van 19.5.2000, blz. 41-43.

Betreft:   

Examens voor veiligheidsadviseur voor het vervoer van gevaarlijke goederen

Overeenkomstig ADR, RID, Richtlijn 96/35/EG (1) en Richtlijn 2000/18/EG (2), moeten de veiligheidsadviseurs in het Verenigd Koninkrijk een opleiding hebben gevolgd en een examen hebben afgelegd om over een certificaat inzake beroepsbekwaamheid te beschikken, dat geldig is voor de betrokken vervoerstak of vervoerstakken. De werkingssfeer van bovengenoemde richtlijnen betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over de binnenwateren (waar het gaat om ADN). Met andere woorden, de werkingssfeer heeft niet betrekking op zeevervoer; hieruit volgt dat de werkingssfeer van de opleiding en het certificaat van de veiligheidsadviseur evenmin van toepassing zijn op het zeevervoer.

Het is niet nodig het arbeidsveld van een veiligheidsadviseur, die bevoegd is op basis van ADR/RID/ADN (of op basis van Richtlijn 96/35/EG en Richtlijn 2000/18/EG), uit te breiden tot zeevervoer. Specifieke in de IMDG-Code vastgelegde regels zijn van toepassing op het vervoer van gevaarlijke stoffen over zee. Daarnaast is het, in het kader van de internationale veiligheidscode (ISM-code), die wereldwijd verplicht is voor alle soorten schepen waarmee internationale reizen worden gemaakt, de verantwoordelijkheid van de voor het schip aansprakelijke onderneming om bevoegd personeel in dienst te nemen zodat het juiste veiligheids- en milieubeschermingsbeleid op alle niveaus van de onderneming wordt uitgevoerd en gehandhaafd, zowel voor activiteiten aan boord van schepen als voor activiteiten die te land worden verricht.

De werkingssfeer van ADR/RID/ADN en de regelmatige actualisering daarvan onder auspiciën van de Economische Commissie voor Europa (ECE) van de Verenigde Naties is duidelijk beperkt tot het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over de binnenwateren. Aangezien de werkingssfeer van Richtlijn 96/35/EG en Richtlijn 2000/18/EG, waar het gaat om takken van vervoer, is gericht op die van ADR/RID/ADN, is het niet raadzaam deze richtlijnen buiten de werkingssfeer te wijzigen. Daarentegen zou overwogen kunnen worden of er niet een of andere horizontale benadering te vinden is voor het geven van advies over de veiligheid van het vervoer van gevaarlijke stoffen in alle vier de vervoerstakken: over de weg, per spoor, over de binnenwateren en over zee.

(1)  PB L 194 van 31.7.2000, blz. 45.

(1)  Richtlijn 96/35/EG van 3 juni 1996 betreffende de aanwijzing en de beroepsbekwaamheid van veiligheidsadviseurs voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, per spoor of over de binnenwateren, PB L 145 van 19.6.1996, blz. 10-15.

(2)  Richtlijn 2000/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2000 betreffende de minimumeisen voor het examen voor veiligheidsadviseurs voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, per spoor of over de binnenwateren, PB L 118 van 19.5.2000, blz. 41-43.