Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3034/03 van Marianne Thyssen (PPE-DE) aan de Commissie. Octrooitermijn voor in computers geïmplementeerde uitvindingen.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3034/03 van Marianne Thyssen (PPE-DE) aan de Commissie. Octrooitermijn voor in computers geïmplementeerde uitvindingen.

13.3.2004 || NL || Publicatieblad van de Europese Unie || C NaN/261

Betreft:   

Octrooitermijn voor in computers geïmplementeerde uitvindingen

Tijdens de plenaire vergadering van 24 september ll. stemde het Europees Parlement in eerste lezing over het voorstel voor een richtlijn betreffende de octrooieerbaarheid van in computers geïmplementeerde uitvindingen.

Op grond van artikel 8 (b) van het voorstel, zoals geamendeerd door het Parlement, dient de Commissie bij het Parlement en de Raad verslag uit te brengen over de vraag of de regels betreffende de octrooitermijn en het bepalen van de octrooieerbaarheidseisen, meer bepaald nieuwheid, uitvinderswerkzaamheid en de passende omvang van de conclusies, adequaat zijn.

Kan de Commissie mededelen of zij de klassieke looptijd van een octrooi (20 jaar) werkelijk geschikt acht voor software-gelieerde uitvindingen? Meent de Commissie niet dat het wenselijk zou zijn om voor dit soort hoogtechnologische uitvindingen de standaardlooptijd in te korten? Denkt de Commissie niet dat een dergelijke beslissing de concurrentie op de Europese markt voor software-gelieerde uitvindingen zou kunnen bevorderen?

Een reeds lang bestaand kenmerk van het octrooirecht is dat de beschermingstermijn dezelfde is voor alle uitvindingen, op alle gebieden van de technologie. Dit beginsel is op internationaal niveau als wettelijke verplichting vastgelegd in de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPS). De enige afwijking van deze regel die momenteel wordt toegestaan, is bedoeld om een langere beschermingstermijn mogelijk te maken voor bepaalde producten die door de regelgeving aan langdurige goedkeuringsprocedures zijn onderworpen en die daardoor, bij afwezigheid van een dergelijke bepaling, slechts gedurende betrekkelijk korte tijd daadwerkelijke bescherming op de markt zouden genieten.

Niettemin is de Commissie zich ervan bewust dat kan worden aangevoerd dat de vaste beschermingstermijn van twintig jaar niet geschikt is voor alle gebieden van de technologie, en om die reden heeft zij er in haar reactie op de amendementen die in eerste lezing in het voorstel zijn aangebracht, mee ingestemd de kwestie te onderzoeken. Bij dit onderzoek zou uiteraard rekening worden gehouden met de noodzaak om de innovatie en de concurrentie aan te moedigen. Het mag evenwel niet uit het oog worden verloren dat elke verandering op dit gebied aanzienlijke juridische en technische problemen zou opleveren, met name de praktische moeilijkheid om in voldoende nauwkeurige en waterdichte juridische bewoordingen de grenzen te bepalen van de materie waarvoor andere beschermingstermijnen kunnen worden toegepast. Bovendien zou dit, zelfs indien zou worden besloten dat het wenselijk en uitvoerbaar is om een dergelijke verandering aan te brengen, om de bovenvermelde redenen via internationale onderhandelingen als een beleidsdoel moeten worden verwezenlijkt.

Betreft:   

Toepassing van richtlijn 2000/35/EG (betalingstermijnen) op betalingen voor projecten door het Europees Ontwikkelingsfonds

Klopt het dat richtlijn 2000/35/EG (1), die uiterlijk op 8 augustus 2002 door de lidstaten in nationaal recht moest worden omgezet en de bepaling bevat dat rekeningen binnen 30 dagen moeten worden voldaan, ook geldt voor het betalingsverkeer tussen EU-instanties (zoals het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF)) en hun contractuele partners?

Desgevraagd heeft een administratief medewerkster bij het EOF ons in maart 2003 meegedeeld dat de richtlijn haar niet bekend was en dat voor de afhandeling van de betalingsverplichtingen van het EOF nog steeds een termijn van 90 dagen gold. Wat denkt de Commissie te doen om te voorkomen dat de indruk postvat dat de Unie voor iedereen bindende regels vaststelt waaraan de eigen instanties zich niet gebonden achten?

Richtlijn 2000/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties voorziet niet in de harmonisatie van de betalingstermijn op 30 dagen. De contracterende partijen mogen de betalingstermijn naar eigen wens vaststellen. Artikel 3, lid 1, van de richtlijn bepaalt dat interest verschuldigd is met ingang van de dag volgend op de datum voor betaling of op het verstrijken van de termijn voor betaling, welke zijn vastgesteld in de overeenkomst. Indien er in de overeenkomst geen datum of termijn voor betaling is vastgesteld, is interest automatisch verschuldigd 30 dagen na de ontvangst van de factuur of 30 dagen na de ontvangst van de goederen of diensten.

De Richtlijn regelt alle handelstransacties, waaronder de transacties tussen ondernemingen en overheidsinstanties, zoals bepaald door de Richtlijnen inzake overheidsopdrachten (2) 92/50/EEG, 93/36/EEG, 93/37/EEG en 93/38/EEG. De Commissie heeft zich ertoe verbonden de voorwaarden van Richtlijn 2000/35/EG (3) toe te passen op haar eigen aanbestedingsprocedures, op grond van de bepalingen vastgesteld in de uitvoeringsvoorschriften van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (4).

Artikel 106 van de uitvoeringsvoorschriften bepaalt dat de verschuldigde bedragen worden betaald binnen een termijn van maximaal 45 kalenderdagen vanaf de datum van inschrijving van een ontvankelijk verzoek om betaling door de gemachtigde dienst van de bevoegde ordonnateur. De betalingstermijn wordt op 30 kalenderdagen vastgesteld voor betalingen in verband met opdrachten voor diensten of leveringen, behalve wanneer het contract anders bepaalt.

De uitvoeringsvoorschriften zijn evenwel uitsluitend van toepassing op de algemene begroting. Het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) valt buiten de begroting, maar wordt op intergouvernementele basis georganiseerd en gefinancierd. Het heeft zijn eigen specifieke financieel reglement, aangenomen op 27 maart 2003 en van toepassing op het 9e Europees Ontwikkelingsfonds (5). Het financieel reglement van het EOF moet voldoen aan de verplichtingen van de Gemeenschap opgenomen in de partnerschapsovereenkomst met de Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), ondertekend op 23 juni 2000 te Cotonou (Benin) (6).

In artikel 37, lid 6, van bijlage IV bij de overeenkomst wordt bepaald dat de procedures inzake betaalbaarstelling, betalingsopdrachten en betaling van de uitgaven binnen een termijn van ten hoogste 90 dagen na de vervaldag moeten zijn afgewikkeld.

In het kader van de overeenkomst van Cotonou wordt het financieel beheer overgedragen aan de autoriteiten van de ACS-staten. Hun nationale ordonnateurs beheren de EOF-programma's. Op grond van bovenvermeld artikel 37, lid 6, heeft de nationale ordonnateur 45 dagen om opdracht tot betaling te geven en het hoofd van de delegatie die verantwoordelijk is voor het land in kwestie, daarvan in kennis te stellen. De Commissie heeft dan, binnen de limiet van 90 dagen, 45 dagen om haar interne procedures af te ronden en de betaling te verrichten.

Deze regel, die vervat is in de overeenkomst van Cotonou, werd overgenomen in artikel 67 van het financieel reglement van het EOF.

(1)  PB L 200 van 8.8.2000, blz. 35.

(2)  Richtlijn 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening, PB L 209 van 24.7.1992. Richtlijn 93/36/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen, PB L 199 van 9.8.1993. Richtlijn 93/37/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken, PB L 199 van 9.8.1993. Richtlijn 93/38/EEG van 14 juni 1993 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie, PB L 199 van 9.8.1993.

(3)  Richtlijn 2000/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties, PB L 200 van 8.8.2000. Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

(4)  PB L 357 van 31.12.2002.

(5)  PB L 83 van 1.4.2003.

(6)  PB L 317 van 15.12.2000.