Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3182/03 van Paulo Casaca (PSE) aan de Commissie. Niet-naleving van de communautaire wetgeving door de luchtvaartmaatschappij SATA.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3182/03 van Paulo Casaca (PSE) aan de Commissie. Niet-naleving van de communautaire wetgeving door de luchtvaartmaatschappij SATA.

27.3.2004 || NL || Publicatieblad van de Europese Unie || C NaN/481

Betreft:   

Niet-naleving van de communautaire wetgeving door de luchtvaartmaatschappij SATA

In artikel 4, lid 2 van Verordening (EEG) nr. 295/91 (1) van 4 februari 1991 worden de minimumbedragen vastgesteld voor de onmiddellijke schadeloosstelling die luchtvaartmaatschappijen moeten betalen in geval van instapweigering.

Dezelfde materie wordt ook behandeld in het Portugese wetsbesluit nr. 321/89 van 25 september, het ministerieel besluit nr. 223/97 van 2 april en de wet nr. 24/96 van 31 juli, maar deze komen niet overeen met de communautaire wetgeving.

Bovendien past geen enkele Portugese luchtvaartmaatschappij de verordening toe.

Op 12 september jl. annuleerde de maatschappij SATA International zonder enige verklaring of informatie na uren wachten vlucht S4125 van Lissabon naar Ponta Delgada, en werden de passagiers overgeboekt op vlucht S4221 Lissabon - Ponta Delgada.

De maatschappij weigerde de regeling van de communautaire verordening toe te passen.

Welke maatregelen heeft de Commissie genomen opdat de communautaire wetgeving in het Portugese recht wordt omgezet en in Portugal ook effectief wordt nageleefd?

Wanneer denkt de Commissie dat Portugal de communautaire wetgeving inzake bescherming van de rechten van passagiers zal beginnen naleven?

De communautaire wetgeving inzake schadeloosstelling in geval van instapweigering heeft de vorm van een verordening, niet van een richtlijn. Als zodanig zijn de in de verordening vervatte verplichtingen rechtstreeks van toepassing op luchtvaartmaatschappijen en is het voor de rechtsgeldigheid van de verordening niet nodig dat zij in nationale wetgeving wordt omgezet. Ook zonder bepalingen aangaande instapweigering in de nationale wetgeving is de verordening bindend.

Verordening (EEG) nr. 295/91 van de Raad (2) heeft uitsluitend betrekking op instapweigering en niet op annuleringen. Luchtvaartmaatschappijen zijn dan ook niet op grond van deze verordening verplicht schadeloosstelling te betalen in situaties zoals die welke in de vraag genoemd wordt.

De Commissie huldigt niettemin de opvatting dat passagiers ook rechten dienen te hebben als zij te maken krijgen met annulering of langdurige vertraging van hun vlucht. In dat licht heeft zij in december 2001 een voorstel ter tafel gelegd voor een nieuwe verordening inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten (3). Dit voorstel is momenteel onderwerp van een bemiddelingsprocedure tussen het Europees Parlement en de Raad, overeenkomstig artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Op 14 oktober 2003 heeft het bemiddelingscomité een compromistekst aangenomen, waarover het Europees Parlement op 17 december 2003 zal stemmen. De Commissie hoopt van harte dat het Parlement het voorstel zal goedkeuren.

(1)  PB L 36 van 8.2.1991, blz. 5.

(2)  Verordening (EEG) nr. 295/91 van de Raad van 4 februari 1991 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor compensatie bij instapweigering in het geregeld luchtvervoer, PB L 36 van 8.2.1991.

(3)  PB C 103 van 30.4.2002.