SCHRIFTELIJKE VRAAG P-3291/03 van Helena Torres Marques (PSE) aan de Commissie. Toezicht op de uitvoering van Europese besluiten in Portugal.
SCHRIFTELIJKE VRAAG P-3291/03 van Helena Torres Marques (PSE) aan de Commissie. Toezicht op de uitvoering van Europese besluiten in Portugal.
27.3.2004 || NL || Publicatieblad van de Europese Unie || C NaN/512
Betreft:
Toezicht op de uitvoering van Europese besluiten in Portugal
Het Publicatieblad (1) brengt het besluit 2002/914/EG van 24 juli 2002 van de Commissie naar aanleiding van een rechtzaak op grond van artikel 81 EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst (zaak COMP/29373 - Visa International - multilaterale afwikkelingsvergoeding).
Het besluit legt de maximumkosten vast die visa mag aanrekenen voor gebruik van zijn krediet- en debetkaarten in de eurozone.
Zoals te verwachten is, moeten de kosten van binnenlandse verrichtingen lager liggen dan voor verrichtingen n de eurozone, gezien de lagere prijzen van de telefoonverbindingen.
Bij Beschikking 2002/914/EG van 24 juli 2002 heeft de Commissie bepaalde multilaterale afwikkelingsvergoedingen ("MAV" 's) voor grensoverschrijdende betalingen met Visa-kaarten vrijgesteld op grond van de mededingingsregels van de Europese Unie. De vrijstelling verloopt in 2007.
Om de vragen van het geachte parlementslid te kunnen beantwoorden, wenst de Commissie eerst een verduidelijking te geven bij bepaalde aspecten van Beschikking 2002/914/EG. Een MAV is een interbancaire betaling die plaatsvindt voor met betaalkaarten verrichte betalingen. In het Visa-systeem worden deze vergoedingen door de bank van de detailhandelaar betaald aan de bank van de kaarthouder en vormen zij onkosten voor de eerstgenoemde bank die normaal gesproken op de detailhandelaars worden afgewenteld als een deel van de vergoeding die de detailhandelaars voor elke betaling met een Visa-kaart aan de bank betalen. Het standaardniveau van de MAV van Visa voor grensoverschrijdende betalingen binnen de Europese regio - dat van toepassing is behoudens andersluidende afspraak tussen twee banken - wordt bepaald door het Europese bestuur van Visa. Het werd ter goedkeuring bij de Commissie aangemeld. De Commissie verleende een vrijstelling krachtens artikel 81, lid 3, van het EG-Verdrag nadat Visa een reeks hervormingen had voorgesteld. Hierover vond uitvoerig overleg plaats en de belanghebbenden werden geraadpleegd. Meer in het bijzonder heeft Visa zich er in de eerste plaats toe verbonden de hoogte van de MAV's voor verschillende typen van consumentenkaarten te verminderen: voor betalingen via Visa met kaarten met uitgestelde debitering en met kredietkaarten zal de gewogen gemiddelde MAV geleidelijk worden verminderd, tot 0,7% in 2007. Voor transacties met debetkaarten zal Visa onmiddellijk een vaste MAV van 0,28 EUR invoeren. Verder zal de MAV worden beperkt op het niveau van de kosten voor specifieke door emitterende banken verleende diensten, die volgens de Commissie overeenstemmen met dienstverrichtingen van de bank van de kaarthouder ten gunste van die detailhandelaars welke uiteindelijk de grensoverschrijdende MAV betalen. Ten slotte heeft Visa de banken die lid zijn, de toelating verleend om detailhandelaars op hun verzoek informatie te verstrekken over het niveau van de MAV en over het relatieve percentage van de drie onkostencategorieën.
(1) PB L 318 van 22.11.2002, blz. 17.
Betreft:
Het vijfde kaderproject van de Europese Commissie
Op welke wijze is de Commissie van plan gebruik te maken van de bevindingen van het vijfde kaderproject "De oriëntatie van jonge mannen en vrouwen ten opzichte van burgerschap en Europese identiteit" (HPSE-CT-2001-00077)?
Uit hoofde van de tweede uitnodiging tot het indienen van voorstellen in het kader van de kernactiviteit "Verdieping van de fundamentele kennis op sociaal-economisch gebied" van het vijfde kaderprogramma is aan het project "De oriëntatie van jonge mannen en vrouwen ten aanzien van burgerschap en Europese identiteit" (HPSE-CT-2001-00077) een communautaire bijdrage van 995000 EUR toegewezen met een looptijd van 36 maanden. Het project, dat wordt gecoördineerd door professor Lynn Jamieson van de Universiteit van Edinburgh, heeft als doel te onderzoeken welke vormen de Europese identiteit en het Europees burgerschap hebben aangenomen bij jongeren in zes verschillende landen, te weten vier huidige lidstaten en twee toekomstige lidstaten van de EU.
Het project is nog niet afgerond. Verwacht wordt echter dat de concrete waarde van de resultaten in het laatste jaar van het project zal blijken. De afsluitende conferentie van het project zelf wordt in juli 2004 in Brussel gehouden. Bij die gelegenheid zullen de voornaamste bevindingen en beleidsvoorstellen worden gepresenteerd, met bijzondere aandacht voor de behoeften van beleidsmakers (institutionele actoren en instanties voor onderwijs en beroepsonderwijs).
Het onderzoeksconsortium is voornemens meer bekendheid te geven aan dit thema en gebruik te maken van zijn bevindingen door ze in hoofdzaak op de volgende twee manieren te presenteren: ten eerste via de website van het project (http://www.ed.ac.uk/sociol/youth), waar documenten en verslagen worden gepubliceerd die zowel voor het algemene publiek als voor wetenschappers en beleidsmakers toegankelijk zijn, en ten tweede door het aanknopen van contacten met Europese, nationale en plaatselijke instellingen en actoren (de lijst met contacten wordt rechtstreeks toegestuurd aan het geachte parlementslid en aan het secretariaat-generaal van het Parlement). Verder is het consortium voornemens een beleidsnota op te stellen met daarin de voornaamste onderzoeksbevindingen en die te verspreiden onder alle ministeries van onderwijs in Europa en actoren op alle overheidsniveaus.
De Commissie had de projectcoördinator verzocht de onderzoeksbevindingen ook te verspreiden tijdens de door het Directoraat-generaal Onderwijs en cultuur (DG EAC) en de Raad van Europa gezamenlijk georganiseerde Conferentie over Jongeren en Participatie, die van 24 tot 26 november 2003 in Straatsburg is gehouden. Het doel van die conferentie was bij te dragen aan de tenuitvoerlegging van het Witboek over jongeren (1). Bovendien wordt verwacht dat nauwe samenwerking tussen DG Onderzoek (OTO) en DG EAC ertoe zal leiden dat de onderzoeksresultaten ook een effect zullen hebben op het onderwijsbeleid en de actieve participatie van de burgers. De bevindingen van het onderzoek zullen ten slotte ook worden doorgegeven aan de Commissie Industrie, externe handel, onderzoek en energie en de Commissie Cultuur, jeugd, onderwijs, media en sport van het Europees Parlement.
(1) COM(2001) 681 def.