Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3340/03 van Roberta Angelilli (UEN) aan de Commissie. Verzoek om een onderzoek naar enkele berichten betreffende voorzitter Prodi.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3340/03 van Roberta Angelilli (UEN) aan de Commissie. Verzoek om een onderzoek naar enkele berichten betreffende voorzitter Prodi.

27.3.2004 || NL || Publicatieblad van de Europese Unie || C NaN/524

Betreft:   

Verzoek om een onderzoek naar enkele berichten betreffende voorzitter Prodi

Kort geleden verscheen in de Italiaanse pers een bericht volgens welk de voorzitter van de Europese Commissie, Romano Prodi, minder dan een jaar voor het einde van zijn ambtstermijn, bezig zou zijn zijn naaste medewerkers te benoemen op hoge posten, waar zij hun beroep kunnen blijven uitoefenen, waar hun taken van hoge rang worden toegewezen, die hun ook na de ambtstermijn van de huidige Commissie gewaarborgd zijn.

Zo bijvoorbeeld zou Ricardo Franco Levi, Prodi's gewezen woordvoerder, zijn benoemd tot hoofd van de politieke diensten van de EU; Michel Petite, voormalig kabinetschef, zou zijn aangesteld tot hoofd van de juridische dienst van de Gemeenschap, en Fabio Colasanti, de "vice" van Prodi, zou directeur-generaal van het departement "bedrijven" zijn geworden.

Naar het schijnt zouden ook personen die direct of indirect te maken hebben met de vervelende Eurostat-affaire tot hogere taken zijn geroepen: David O'Sullivan is niet langer vice-directeur-generaal van het Europese bureau voor de statistiek, maar zou nu chef van het Secretariaat-generaal van de Commissie worden.

De pers meldt bovendien dat commissaris Pedro Solbes een functie wacht bij een Spaans overheidsbedrijf.

Kan de Commissie deze berichten bevestigen?

Meent de Commissie niet, aangezien nog niet zo lang geleden benoemingen van mensen uit de omgeving van leden van de Commissie op hoge posten de Commissie-Santer tot aftreden hebben gedwongen, dat dergelijk optreden van voorzitter Prodi, als het tenminste klopt wat in de media is gemeld, absoluut vermeden moet worden om niet nog meer nutteloze verdenkingen op zich te laden en de transparantie van de instellingen te vrijwaren?

Het geachte parlementslid verwijst naar benoemingen die volgens haar informatie minder dan een jaar voor het einde van de ambtstermijn van de voorzitter van de Commissie zouden hebben plaatsgevonden. Zij vraagt of deze informatie juist is.

De Commissie wijst erop dat bepaalde gegevens niet correct zijn, aangezien het grootste deel van de benoemingen waarnaar verwezen wordt, al in een ver verleden heeft plaatsgevonden en hierbij de geldende regels voor benoemingen van hogere managers bij de Commissie zijn nageleefd.

De heer Riccardo Franco Levi is op 16 mei 2001 benoemd tot directeur van de groep beleidsadviseurs (GOPA); de heer Michel Petite is op 1 juni 2001 benoemd tot directeur-generaal van de Juridische dienst; de heer Fabio Colasanti is op 1 januari 2000 benoemd tot directeur van het directoraat-generaal (DG) Ondernemingen en is sinds 1 juli 2002 directeur-generaal van DG Informatiemaatschappij; de heer David O'Sullivan is nooit adjunt-directeur-generaal van het bureau voor de statistiek geweest, hij was directeur-generaal van DG Onderwijs en cultuur voordat hij chef van het kabinet van voorzitter Prodi werd en hij is op 1 juni 2000 benoemd tot secretaris-generaal van de Commissie. Van deze vier posten zijn er twee vervuld door middel van overplaatsingen in het belang van de dienst (artikel 7 van het statuut) en de twee andere zijn vervuld na publicatie van een vacature (artikel 29, lid 1 van het statuut).

De Commissie is niet op de hoogte van eventuele aan Commissarissen aangeboden functies. Overeenkomstig de gedragscode die de Commissarissen aan het begin van hun ambtstermijn goedgekeurd hebben, moet een Commissaris de beroepsactiviteiten die hij of zij in het jaar na het verstrijken van de ambtstermijn wenst uit te voeren aan de Commissie melden. Zij zal dan de aard van de activiteiten en eventuele verbanden met de portefeuille van de Commissaris onderzoeken om na te gaan of deze voldoen aan de bepalingen van artikel 213, laatste alinea van het EG-Verdrag. De Commissie wint advies in van een ethisch comité over de vraag of er al dan niet een verband bestaat tussen de beoogde activiteiten en de portefeuille van de Commissaris tijdens de gehele ambtstermijn.

De benoemingen waar het geachte parlementslid naar verwijst zijn tot stand gekomen in het kader van de geldende procedures en er alleen op gericht de meest geschikte persoon op de vacante post te benoemen, overeenkomstig het algemene personeelsbeleid en in het belang van de instelling in haar geheel.

Betreft:   

Albanië

Kan de Commissie mij meedelen of de waarnemers bij de recente verkiezingen in Albanië vermeldenswaardige onregelmatigheden hebben gesignaleerd, in het bijzonder:

- || of de nieuwe kieslijsten na de talrijke klachten tijdig zijn gecorrigeerd om een transparante verkiezing en een goede opkomst te garanderen?

- || of de procedure voor de samenstelling van de nieuwe centrale verkiezingscommissie correct is gevolgd?

- || of de rechten van de oppositie nageleefd zijn?

Er werden aanzienlijke tekortkomingen vastgesteld bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen in Albanië, vooral in de periode na de verkiezingen en bij het bekendmaken van de resultaten. Het feit dat de verkiezingen in de regio Himara op 16 november werden overgedaan toont aan dat Albanië nog heel wat inspanningen moet leveren om te waarborgen dat de electorale normen over de gehele lijn worden gerespecteerd. Begin december verzocht het Electoraal Hof de verkiezingen over te doen in 118 stembureaus in Tirana (meer dan 30 % van de stembureaus van de hoofdstad). Als datum werd hiervoor 28 december vastgesteld.

Een belangrijk probleem tijdens de verkiezingen was dat van de kiezerslijsten. Op verzoek van de oppositiepartijen heeft de centrale verkiezingscommissie op het laatste ogenblik wijzigingen in deze lijsten aangebracht. Deze wijzigingen waren evenwel niet toereikend om de lijsten voldoende nauwkeurig te maken. Bovendien werden de wijzigingen te laat aangebracht en werden de kiezers niet behoorlijk geïnformeerd. Dit leidde op de dag van de verkiezingen tot een zekere verwarring.

De reorganisatie van de centrale verkiezingscommissie in de aanloop naar de verkiezingen was controversieel. Hoewel de verkiezingscommissie gedurende de verkiezingen in het algemeen evenwichtige standpunten schijnt te hebben ingenomen, werpt de recente beslissing van het Electoraal Hof over de verkiezingen in Tirana een schaduw op het optreden van deze verkiezingscommissie.

Er werden inspanningen geleverd om de rechten van de oppositie te respecteren en er werd gebruikgemaakt van de beroepsprocedures. Het verzoek om de verkiezingen in Tirana over te doen en de beslissing van de centrale verkiezingscommissie om de resultaten in Himara te wijzigen omdat ernstige manipulaties hadden plaatsgevonden zijn hiervan goede voorbeelden. Het is evenwel duidelijk dat alle politieke actoren in Albanië van meer bereidheid, vastberadenheid en engagement blijk moeten geven om succesvolle democratische verkiezingen in dat land te garanderen.