Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3576/03 van Michl Ebner (PPE-DE) aan de Commissie. Europese gehandicaptenkaart.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3576/03 van Michl Ebner (PPE-DE) aan de Commissie. Europese gehandicaptenkaart.

27.3.2004 || NL || Publicatieblad van de Europese Unie || C NaN/595

Betreft:   

Europese gehandicaptenkaart

In totaal 37 miljoen burgers van de Unie leven met een handicap, d.w.z. iedere tiende in de Europese Unie levende burger heeft hiermee te maken. Het Europees Jaar van de gehandicapten, dat over enkele weken afloopt, dient nieuwe stimulansen te bieden en concrete resultaten op te leveren om gelijke rechten voor gehandicapte EU-burgers te bewerkstelligen, zodat zij in de toekomst ten volle op alle terreinen van het leven kunnen participeren.

Een stap in de goede richting zou de invoering zijn van een voor de gehele EU geldende gehandicapten-kaart die faciliteiten en voordelen ongeacht de nationaliteit garandeert en deze zonder problemen voor elke gehandicapte toegankelijk maakt. In mijn schriftelijke vraag E-2173/02 (1) van 18 juli 2002 heb ik reeds op de noodzaak van een dergelijke gehandicaptenkaart gewezen.

Aangezien elke lidstaat zelf over de omvang van de faciliteiten en voordelen voor gehandicapten kan beslissen, is een uniforme in de gehele EU geldende gehandicaptenkaart nodig die elke gehandicapte burger van de Unie in elk land gelijke rechten garandeert.

Kan de Commissie antwoord geven op de volgende vragen:

- || Is de EU reeds begonnen met een eerste reflectie op de invoering van een voor de gehele EU geldende gehandicaptenkaart?

- || Zo ja, wat houdt deze reflectie in?

- || Zo neen, is het niet noodzakelijk om een op het gehele grondgebied van de EU geaccepteerde gehandicaptenkaart in te voeren?

De Commissie verwijst de geachte afgevaardigde naar haar antwoord op zijn eerdere schriftelijke vraag E-2173/02 (). Zoals daarin duidelijk is vermeld, wordt conform het subsidiariteitsbeginsel het besluit omtrent de definitie van invaliditeit en de toekenning van gehandicaptenkaarten op nationaal niveau genomen.

(1)  PB C 277 E van 14.11.2002, blz. 257.

(1)  PB C 277 E van 14.11.2002, blz. 257.

Betreft:   

EU-wetgeving inzake arbeidstijden

Kan de Commissie, inhalend op haar antwoord van 15 oktober op mijn schriftelijke vraag E 2611/03 (1), aangeven wanneer zij de twee uitnodigingen tot inschrijving heeft gepubliceerd voor een studie naar de gevolgen van het arrest van het Hof in de Simap-zaak (2)?

Waarom nam het bijna twee en een half jaar in beslag voordat deze uitnodigingen tot inschrijving werden gepubliceerd?

Gelooft de Commissie dat een zo gedetailleerde studie nuttig zou zijn geweest ter voorbereiding van haar mededeling over arbeidstijden die eind 2003 klaar moet zijn en waarin, zoals zij reeds aangaf, op de implicaties van het Simap-arrest zal worden ingegaan?

Welke standpunten had de afgevaardigde van de Ierse regering op de vergadering van nationale deskundigen waarnaar de Commissie in haar antwoord op de schriftelijke vraag E-0535/03 (3) verwijst?

Heeft de Ierse regering de Commissie verzocht om een mogelijke Ierse "uitzondering" op het toepassingsgebied van Richtlijn 2000/34/EG (4) betreffende artsen in opleiding? Wat is of wat zal het antwoord van de Commissie zijn op dit verzoek?

De Commissie heeft op 11 april 2002 en 18 december 2002 de uitnodigingen tot inschrijving voor een studie naar de gevolgen van het arrest van het Hof van Justitie in de SIMAP-zaak (5) verzonden.

Deze studie wordt uitgevoerd ten behoeve van de voorbereiding van de mededeling over de arbeidstijden.

Voor wat betreft de vergadering van de Commissie met de nationale deskundigen op het gebied van arbeidstijden, verwijst de Commissie naar het antwoord op schriftelijke vraag E-2611/03 van het geachte parlementslid (6). Zij wijst er echter op dat deze vergadering niet belegd was om de omzetting van Richtlijn 2000/34/EG (7) te bespreken, maar om te praten over de toekomstige mededeling van de Commissie over de arbeidstijden. In ieder geval heeft geen enkele lidstaat melding gemaakt van moeilijkheden bij de omzetting van de bewuste richtlijn.

Tot slot wil de Commissie erop wijzen dat er geen enkele uitzondering op het toepassingsgebied van Richtlijn 2000/34/EG mogelijk is en dat zij geen enkel verzoek in die zin van welke lidstaat dan ook heeft ontvangen.

(1)  PB C 58 E van 6.3.2004, blz. 187.

(2)  Arrest van het Hof van 3 oktober 2000 in de zaak C-303/98, Sindicato de Médicos de Asistencia Pública (Simap) tegen Conselleria de Sanidad y Consumo de la Generalidad Valenciana.

(3)  PB C 192 E van 14.8.2003, blz. 199.

(4)  PB L 195 van 1.8.2000, blz. 41.

(5)  Arrest van het Hof van 3 oktober 2000 in de zaak C-303/98, Sindicato de Médicos de Asistencia Pública (Simap) tegen Conselleria de Sanidad y Consumo de la Generalidad Valenciana.

(6)  PB C 58 E van 6.3.2004, blz. 187.

(7)  Richtlijn 2000/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 2000 tot wijziging van Richtlijn 93/104/EG van de Raad betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd om de van deze richtlijn uitgesloten sectoren en activiteiten te bestrijken, PB L 195 van 1.8.2000.