Home

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-4005/03 van Anna Terrón i Cusí (PSE) aan de Commissie. Discriminatie van jongeren uit lidstaten van de Gemeenschap bij de toelating tot sportbonden in Spanje.

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-4005/03 van Anna Terrón i Cusí (PSE) aan de Commissie. Discriminatie van jongeren uit lidstaten van de Gemeenschap bij de toelating tot sportbonden in Spanje.

27.3.2004 || NL || Publicatieblad van de Europese Unie || C NaN/891

Betreft:   

Discriminatie van jongeren uit lidstaten van de Gemeenschap bij de toelating tot sportbonden in Spanje

Iedereen die kan aantonen de nationaliteit van een lidstaat te bezitten, beschikt ook over het burgerschap van de Unie, en er rust overeenkomstig de Verdragen en de artikelen 4 en 8 van het ontwerp van een Europese grondwet een verbod op discriminatie op grond van nationaliteit.

In artikel 31 van het Verdrag inzake de rechten van het kind wordt het recht van kinderen erkend op vrije tijd, op deelneming aan spel en recreatieve bezigheden passend bij de leeftijd van het kind, en op vrije deelneming aan het culturele leven; bovendien moeten stimulansen worden geboden voor passende en voor ieder gelijke kansen op culturele, artistieke en recreatieve bezigheden en vrijetijdsbesteding.

Overeenkomstig artikel 24 van het Handvest van de grondrechten van de EU hebben kinderen recht op de bescherming en de zorg die nodig zijn voor hun welzijn.

In Spanje doen zich ernstige gevallen voor van discriminatie van meisjes en jongens bij de toelating tot sportbonden, omdat die bonden administratieve problemen maken of zelfs weigeren om de betrokken kinderen toe te laten, zelfs wanneer het gaat om burgers van de Gemeenschap.

Wat is het standpunt van de Commissie over het niet toelaten tot Spaanse sportbonden van minderjarigen die onderdanen zijn van lidstaten, zodat zij worden belemmerd bij de beoefening van sport?

Wat betreft de moeilijkheden bij de toelating van buitenlandse jongeren tot sportactiviteiten die door bepaalde bonden in Spanje worden georganiseerd, wordt het geachte parlementslid verwezen naar: het antwoord van de Commissie op schriftelijke vraag P-3911/03 van mevrouw Valenciano Martinez-Orozco (1).

(1)  Zie blz. 335.

Betreft:   

Hervorming GMO-tabak

Volgens de plannen tot herziening van de gemeenschappelijke marktordening voor tabak (GMO) is de Commissie van plan de tabaksteelt in Europa geleidelijk af te bouwen.

Met ingang van het jaar 2005 wordt op basis van dit voorstel het mes gezet in het steunstelsel waardoor in 2007 het communautair fonds voor de tabak wordt afgeschaft.

Ik heb er begrip voor dat men zich zorgen maakt over de zeer ernstige volksgezondheidsproblematiek in verband met tabak, maar mij moet wel van het hart dat de ontmanteling van deze productiesector dramatische gevolgen zal hebben voor tenminste 110000 gezinsleden van Europese landbouwers, 400000 seizoensbanen en 30000 arbeidsplaatsen in de verwerkende industrie.

Heeft de Commissie gedacht aan bescherming van arbeidsplaatsen van werknemers in deze sector door sociale voorzieningen? Zal het mogelijk zijn althans een gedeeltelijke band tussen steun en productie in stand te houden?

Wanneer men effectief wil optreden tegen het verschijnsel tabaksverslaving, vooral onder jongeren, is de Commissie dan ook niet van mening dat, waar Europa al 80 % van zijn behoefte aan tabak invoert uit derde landen, wanneer het 100 % moet invoeren, dit geen verschil zou uitmaken voor de noodzakelijke bestrijding van het tabaksgebruik?

Het voorstel inzake de hervorming van de sector ruwe tabak ligt in de lijn van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) van juni 2003 en komt erop neer dat de productgebonden steun wordt vervangen door inkomenssteun en dat de meeste producenten van ruwe tabak hetzelfde steunbedrag zullen ontvangen als nu reeds het geval is, zonder dat ze evenwel verplicht worden tabak te produceren.

Het Gemeenschappelijk Fonds voor tabak wordt met ingang van 2007 afgeschaft, aangezien de financiering ervan gekoppeld is aan de productgebonden steun, die op het punt staat te verdwijnen. Aan de algemene begroting voor de tabakssector wordt evenwel niet getornd. De niet in de vorm van gekoppelde of ontkoppelde betalingen aan de producenten uitgekeerde begrotingsmiddelen worden overgeheveld naar een financiële enveloppe, die zal worden gebruikt in de lidstaten waar de bijdragen tot die enveloppe zijn ingezameld. De enveloppe wordt beheerd overeenkomstig de regelgeving inzake plattelandsontwikkeling en wordt ingezet voor de verbetering van de infrastructuur in tabakproducerende gebieden en voor de ondersteuning van producenten die willen omschakelen naar andere teelten of economische activiteiten.

In 2004 zal het Gemeenschappelijk Fonds voor tabak niet meer dan ca. 14 miljoen euro aan omschakeling uitgeven; vanaf 2007 zal in de financiële enveloppe maar liefst 205 miljoen euro beschikbaar zijn.

Meer geld voor de verbetering van de infrastructuur en de ondersteuning van producenten die omschakelen naar andere teelten of economische activiteiten, moet ervoor zorgen dat de tabaksproducenten en de werknemers in deze sector gespaard blijven van het dramatische scenario dat door het geachte parlementslid is geschetst.

Wat de bestrijding van tabaksverslaving betreft, zal de afschaffing van productgebonden subsidies het tabaksverbruik misschien niet op rechtstreekse wijze en op korte termijn beïnvloeden - zoals blijkt uit het uitgebreide effectbeoordelingsverslag van de Commissie -, maar zal deze er anderzijds wel toe bijdragen dat het tabaksbeleid beter aansluit op het volksgezondheidsbeleid, wat op zijn beurt essentieel is voor het vertrouwen van de EU-burger.